Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. keel:
  2. kelen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor keel (Nederlands) in het Duits

keel:

keel [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de keel (keelgat; strot; hals)
    die Kehle; der Hals; der Rachen; der Schlund; die Gurgel
    • Kehle [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Hals [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Rachen [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Schlund [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gurgel [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor keel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Gurgel hals; keel; keelgat; strot
Hals hals; keel; keelgat; strot hals; nek
Kehle hals; keel; keelgat; strot
Rachen hals; keel; keelgat; strot keelholte
Schlund hals; keel; keelgat; strot slokdarm

Verwante woorden van "keel":

  • kelen, keeltje, keeltjes

Verwante definities voor "keel":

  1. wat achterin je mond zit1
    • toen ik slikte had ik pijn in mijn keel1

Wiktionary: keel

keel
noun
  1. Anatomie: eine mit Schleimhaut ausgekleidete Erweiterung im Anschluss an die Mund- und Nasenhöhle beim Menschen und den übrigen Wirbeltieren

Cross Translation:
FromToVia
keel Rot gules — red colour (noun)
keel rot gules — red (adj.)
keel Kehle throat — front part of the neck
keel Kehle; Rachen throat — gullet or windpipe

kelen:

kelen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de kelen
    Abstechen; Abkehlen

Vertaal Matrix voor kelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abkehlen kelen
Abstechen kelen

Verwante woorden van "kelen":


Verwante vertalingen van keel