Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. klant:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor klant (Nederlands) in het Duits

klant:

klant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de klant (cliënt; afnemer; koper)
    der Kunde; der Klient; der Käufer; der Erwerber
    • Kunde [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Klient [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Käufer [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Erwerber [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. de klant
    Kunde; der Debitor
  3. de klant

Vertaal Matrix voor klant:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Debitor klant debiteur; schuldenaar
Erwerber afnemer; cliënt; klant; koper
Klient afnemer; cliënt; klant; koper klanten
Kunde afnemer; cliënt; klant; koper klanten; mare; officieus bericht
Käufer afnemer; cliënt; klant; koper
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Kunde klant account

Verwante woorden van "klant":


Verwante definities voor "klant":

  1. wie iets koopt1
    • er stond een rij klanten voor de kassa1

Wiktionary: klant

klant
noun
  1. afnemer van een product of dienst van een leverancier
klant
noun
  1. jemand, der bei einem bestimmten Geschäft einkauft, ist dessen Kunde; der Käufer einer Ware; derjenige, der eine Dienstleistung in Anspruch nimmt; jeder, der für etwas zahlt (auch wenn die Leistung an einen Dritten geht)

Cross Translation:
FromToVia
klant Käufer; Einkäufer buyer — person who makes purchases
klant Kunde client — a customer or receiver of services
klant Kunde; Abnehmer; Käufer customer — one who purchases or receives a product or service
klant Einkäufer; Käufer; Abnehmer acheteur — Celui, celle qui acheter.
klant Käufer; Abnehmer acquéreur — Celui qui acquérir. Se dit surtout de celui qui acquiert des biens immobiliers.
klant Klient; Kunde client — (histoire) Romain qui se placer sous le patronage d’un citoyen noble ou puissant.

Verwante vertalingen van klant