Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kloppen (Nederlands) in het Duits

kloppen:

kloppen werkwoord (klop, klopt, klopte, klopten, geklopt)

  1. kloppen (congruent zijn; overeenstemmen)
    stimmen; übereinstimmen; gleichen; decken
    • stimmen werkwoord (stimme, stimmst, stimmt, stimmte, stimmtet, gestimmt)
    • übereinstimmen werkwoord (stimme überein, stimmst überein, stimmt überein, stimmte überein, stimmtet überein, übereingestimmt)
    • gleichen werkwoord (gleiche, gleichst, gleicht, glich, glicht, geglichen)
    • decken werkwoord (decke, deckst, deckt, deckte, decktet, gedeckt)
  2. kloppen (aantikken; tikken; aankloppen)
    klopfen; ticken; pochen; auf der Schreibmaschine schreiben; berühren; anstoßen; abklopfen; tippen; aufgehen; aufstampfen
    • klopfen werkwoord (klopfe, klopfst, klopft, klopfte, klopftet, geklopft)
    • ticken werkwoord (ticke, tickst, tickt, tickte, ticktet, getickt)
    • pochen werkwoord (poche, pochst, pocht, pochte, pochtet, gepocht)
    • auf der Schreibmaschine schreiben werkwoord (schreibe auf der Schreibmaschine, schrieb, schriebt, auf der Schreibmaschine geschrieben)
    • berühren werkwoord (berühre, berührst, berührt, berührte, berührtet, berührt)
    • anstoßen werkwoord (stoße an, stößt an, stieß an, stießt an, angestoßen)
    • abklopfen werkwoord (klopfe ab, klopfst ab, klopft ab, klopfte ab, klopftet ab, abgeklopft)
    • tippen werkwoord (tippe, tippst, tippt, tippte, tipptet, getippt)
    • aufgehen werkwoord (gehe auf, gehst auf, geht auf, ging auf, ginget auf, aufgegangen)
    • aufstampfen werkwoord (stampfe auf, stampfst auf, stampft auf, stampfte auf, stampftet auf, aufgestampft)
  3. kloppen (correct zijn)
    stimmen; passen; richtig sein; übereinstimmen; hinkommen
    • stimmen werkwoord (stimme, stimmst, stimmt, stimmte, stimmtet, gestimmt)
    • passen werkwoord (paße, paßest, paßt, paßte, paßtet, gepaßt)
    • richtig sein werkwoord
    • übereinstimmen werkwoord (stimme überein, stimmst überein, stimmt überein, stimmte überein, stimmtet überein, übereingestimmt)
    • hinkommen werkwoord (komme hin, kommst hin, kommt hin, kam hin, kamt hin, hingekommen)
  4. kloppen (juist zijn; overeenstemmen)
    stimmen; passen; übereinstimmen; aufgehen; richtig sein; hinkommen
    • stimmen werkwoord (stimme, stimmst, stimmt, stimmte, stimmtet, gestimmt)
    • passen werkwoord (paße, paßest, paßt, paßte, paßtet, gepaßt)
    • übereinstimmen werkwoord (stimme überein, stimmst überein, stimmt überein, stimmte überein, stimmtet überein, übereingestimmt)
    • aufgehen werkwoord (gehe auf, gehst auf, geht auf, ging auf, ginget auf, aufgegangen)
    • richtig sein werkwoord
    • hinkommen werkwoord (komme hin, kommst hin, kommt hin, kam hin, kamt hin, hingekommen)
  5. kloppen (lillen; trillen)

Conjugations for kloppen:

o.t.t.
  1. klop
  2. klopt
  3. klopt
  4. kloppen
  5. kloppen
  6. kloppen
o.v.t.
  1. klopte
  2. klopte
  3. klopte
  4. klopten
  5. klopten
  6. klopten
v.t.t.
  1. heb geklopt
  2. hebt geklopt
  3. heeft geklopt
  4. hebben geklopt
  5. hebben geklopt
  6. hebben geklopt
v.v.t.
  1. had geklopt
  2. had geklopt
  3. had geklopt
  4. hadden geklopt
  5. hadden geklopt
  6. hadden geklopt
o.t.t.t.
  1. zal kloppen
  2. zult kloppen
  3. zal kloppen
  4. zullen kloppen
  5. zullen kloppen
  6. zullen kloppen
o.v.t.t.
  1. zou kloppen
  2. zou kloppen
  3. zou kloppen
  4. zouden kloppen
  5. zouden kloppen
  6. zouden kloppen
en verder
  1. ben geklopt
  2. bent geklopt
  3. is geklopt
  4. zijn geklopt
  5. zijn geklopt
  6. zijn geklopt
diversen
  1. klop!
  2. klopt!
  3. geklopt
  4. kloppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kloppen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het kloppen
    Klopfen
    • Klopfen [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kloppen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Klopfen kloppen geklop; hartklopping; klopping
abklopfen betikken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abklopfen aankloppen; aantikken; kloppen; tikken afkloppen; bekloppen; tegen kloppen
anstoßen aankloppen; aantikken; kloppen; tikken aanstoten; aftrappen; een por geven; porren; proosten; stoten
auf der Schreibmaschine schreiben aankloppen; aantikken; kloppen; tikken machineschrijven; tikken; typen
aufgehen aankloppen; aantikken; juist zijn; kloppen; overeenstemmen; tikken doorbreken; gaan staan; losgaan; omhoog schieten; omhoogrijzen; opengaan; opkomen bij; oprijzen; opschieten; opstaan; rijzen; uit de grond schieten
aufstampfen aankloppen; aantikken; kloppen; tikken stampen; stampvoeten
berühren aankloppen; aantikken; kloppen; tikken aangaan; aanraken; aanroeren; aanstippen; aantippen; beroeren; betreffen; even aanraken; ontroeren; raken; tippen; treffen; voelen
decken congruent zijn; kloppen; overeenstemmen afdekken; afruimen; opruimen
gleichen congruent zijn; kloppen; overeenstemmen evenaren; gelijken; gelijkenis vertonen met; hetzelfde zijn; kloppen met; lijken op; overeenkomen; overeenkomen met; overeenkomst vertonen; overeenstemmen met; stroken; stroken met
hinkommen correct zijn; juist zijn; kloppen; overeenstemmen aankomen; arriveren; landen; neerkomen; op de grond komen; raken; slagen voor; terechtkomen; treffen
klopfen aankloppen; aantikken; kloppen; tikken popelen
passen correct zijn; juist zijn; kloppen; overeenstemmen aanstaan; aftellen; betamen; bevallen; bijpassen; conveniëren; deugen; geld afpassen; gelegen komen; geschikt zijn; in werking zijn; passen; passend zijn; prettig vinden; schikken; uitkomen
pochen aankloppen; aantikken; kloppen; tikken
richtig sein correct zijn; juist zijn; kloppen; overeenstemmen
schwabbeln kloppen; lillen; trillen
stimmen congruent zijn; correct zijn; juist zijn; kloppen; overeenstemmen kiezen; kloppen met; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen met; stemmen; stroken; stroken met; zijn stem uitbrengen
ticken aankloppen; aantikken; kloppen; tikken
tippen aankloppen; aantikken; kloppen; tikken aanroeren; aanstippen; even aanraken; machineschrijven; tikken; tikken op; typen
übereinstimmen congruent zijn; correct zijn; juist zijn; kloppen; overeenstemmen eens worden; evenaren; overeenkomen; overeenstemmen
- winnen

Verwante woorden van "kloppen":


Synoniemen voor "kloppen":


Antoniemen van "kloppen":


Verwante definities voor "kloppen":

  1. een bonzend of tikkend geluid maken1
    • er klopt iemand op de deur1
  2. juist zijn1
    • de rekening klopt1
  3. de beste zijn, de meeste punten halen1
    • in de laatste wedstrijd werden we geklopt1

Wiktionary: kloppen

kloppen
verb
  1. tegen iets slaan
  2. hoorbaar bewegen
  3. in overeenstemming zijn
  4. in toestand brengen
  5. verslaan
kloppen
verb
  1. dem Pulsschlag entsprechend oder in regelmäßigen Abständen anschwellen und abschwellen
  2. Periodische Bewegung, die ein rhythmisches Geräusch entfaltet.
  3. zutreffend sein, den Tatsachen entsprechen, keinen Anlass zu Beanstandungen geben

Cross Translation:
FromToVia
kloppen hauen; schlagen beat — to hit, to knock, to pound, to strike
kloppen schlagen beat — to strike or pound repeatedly
kloppen Klopfen knock — abrupt rapping sound
kloppen klopfen knock — to rap one's knuckles against something
kloppen sinnvoll sein; Sinn ergeben; Sinn machen; Sinn geben make sense — be coherent
kloppen klopfen; schlagen throb — To pound or beat rapidly or violently
kloppen Sinn ergeben; sinnvoll sein; Sinn geben avoir du sens — être cohérent
kloppen applaudieren; aufsprengen; aufwühlen; ausdreschen; aushämmern; ausklopfen; Beifall spenden; besiegen; buttern; dengeln; dreschen; gewinnen; hauen; klatschen; klopfen; losdreschen; münzen; peitschen; prasseln; prügeln; pulsieren; quirlen; schlagen; schlagen gegen; schütteln; übersteigen; verbuttern; verdreschen; zusammenschlagen battrefrapper de coups répétés.
kloppen treffen; klopfen; schlagen; hauen; prügeln; ausklopfen; aufschlagen; aushämmern; schlagen gegen; prasseln gegen; peitschen gegen frapper — A TRIER
kloppen Anstoß erregen; klopfen; schlagen; hauen; prügeln; ausklopfen; aufschlagen; aushämmern; schlagen gegen; prasseln gegen; peitschen gegen heurterentrer brusquement en contact.

kloppen vorm van klop:

klop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de klop (toegebrachte klap; klap; tik; lel; mep)
    der Schlag; der Klaps; der Hieb; der leichter Schlag
    • Schlag [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Klaps [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Hieb [der ~] zelfstandig naamwoord
    • leichter Schlag [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor klop:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Hieb klap; klop; lel; mep; tik; toegebrachte klap dreun; hak; hengst; houw; jens; klap; knal; lel; mep; muilpeer; opdoffer; opdonder; opduvel; oplawaai; opstopper; pets; peut; slag; slag met een scherp werktuig; stoot; tik; toegebrachte klap; uithaal; vuistslag
Klaps klap; klop; lel; mep; tik; toegebrachte klap dreun; harde slag; hengst; jens; klap; kleine tik; klopje; knal; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; opstopper; peut; slag; stoot; tik; tik op de neus; tikje; toegebrachte klap; uithaal; vuistslag
Schlag klap; klop; lel; mep; tik; toegebrachte klap bliksem; bliksemflits; bliksemschicht; bliksemslag; bons; conciërge; dreun; duivenhok; duiventil; duw; duwtje; flits; hengst; jens; klap; knal; lel; mep; muilpeer; olifantspijp; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; pof; por; portier; ras; slag; soort; soulpijp; stoot; stootje; tik; toegebrachte klap; uithaal; vuistslag; wijde broekspijp; zet
leichter Schlag klap; klop; lel; mep; tik; toegebrachte klap kleine tik; klopje; tikje

Verwante woorden van "klop":


Wiktionary: klop


Cross Translation:
FromToVia
klop Schlag whack — A blow, impact or slap
klop Treffen; Anschlag; Hieb; Schlag; Streich coupimpression que fait un corps sur un autre en le frappant.

Verwante vertalingen van kloppen



Duits

Uitgebreide vertaling voor kloppen (Duits) in het Nederlands

kloppen:


Synoniemen voor "kloppen":