Nederlands

Uitgebreide vertaling voor krommen (Nederlands) in het Duits

krommen:

krommen werkwoord (krom, kromt, kromde, kromden, gekromd)

  1. krommen (buigen; krom buigen)
    beugen; hinneigen; krümmen; knicken
    • beugen werkwoord (beuge, beugst, beugt, beugte, beugtet, gebeugt)
    • hinneigen werkwoord (neige hin, neigst hin, neigt hin, neigte hin, neigtet hin, hingeneigt)
    • krümmen werkwoord (krümme, krümmst, krümmt, krümmte, krümmtet, gekrümmt)
    • knicken werkwoord (knicke, knickst, knickt, knickte, knicktet, geknickt)
  2. krommen (buigen; welven)
    biegen; beugen; krümmen; verbeugen; knicken; verneigen; flektieren; hinneigen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen
    • biegen werkwoord (biege, biegst, biegt, bog, bogt, gebogen)
    • beugen werkwoord (beuge, beugst, beugt, beugte, beugtet, gebeugt)
    • krümmen werkwoord (krümme, krümmst, krümmt, krümmte, krümmtet, gekrümmt)
    • verbeugen werkwoord (verbeuge, verbeugst, verbeugt, verbeugte, verbeugtet, verbeugt)
    • knicken werkwoord (knicke, knickst, knickt, knickte, knicktet, geknickt)
    • verneigen werkwoord (verneige, verneigst, verneigt, verneigte, verneigtet, verneigt)
    • flektieren werkwoord (flektiere, flektierst, flektiert, flektierte, flektiertet, flektiert)
    • hinneigen werkwoord (neige hin, neigst hin, neigt hin, neigte hin, neigtet hin, hingeneigt)
    • sich neigen werkwoord (neige mich, neigst dich, neigt sich, neigte sich, neigtet euch, sich geneigt)
    • sichbeugen werkwoord
    • sichverbeugen werkwoord
    • sichverneigen werkwoord
    • sichvorüberbeugen werkwoord

Conjugations for krommen:

o.t.t.
  1. krom
  2. kromt
  3. kromt
  4. krommen
  5. krommen
  6. krommen
o.v.t.
  1. kromde
  2. kromde
  3. kromde
  4. kromden
  5. kromden
  6. kromden
v.t.t.
  1. ben gekromd
  2. bent gekromd
  3. is gekromd
  4. zijn gekromd
  5. zijn gekromd
  6. zijn gekromd
v.v.t.
  1. was gekromd
  2. was gekromd
  3. was gekromd
  4. waren gekromd
  5. waren gekromd
  6. waren gekromd
o.t.t.t.
  1. zal krommen
  2. zult krommen
  3. zal krommen
  4. zullen krommen
  5. zullen krommen
  6. zullen krommen
o.v.t.t.
  1. zou krommen
  2. zou krommen
  3. zou krommen
  4. zouden krommen
  5. zouden krommen
  6. zouden krommen
diversen
  1. krom!
  2. kromt!
  3. gekromd
  4. krommend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor krommen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beugen buigen; krom buigen; krommen; welven aanranden; buigen; declineren; eer betuigen; krombuigen; verbuigen; verkrachten; vervoegen
biegen buigen; krommen; welven buigen; doen buigen; krom buigen; krombuigen; ombuigen; verbuigen
flektieren buigen; krommen; welven
hinneigen buigen; krom buigen; krommen; welven
knicken buigen; krom buigen; krommen; welven afknappen; er vanaf breken
krümmen buigen; krom buigen; krommen; welven buigen; krombuigen
sich neigen buigen; krommen; welven buigen; eer betuigen; hellen; overhellen; voorover buigen; voorover hellen
sichbeugen buigen; krommen; welven
sichverbeugen buigen; krommen; welven
sichverneigen buigen; krommen; welven
sichvorüberbeugen buigen; krommen; welven
verbeugen buigen; krommen; welven buigen; declineren; eer betuigen; verbuigen; vervoegen
verneigen buigen; krommen; welven buigen; eer betuigen; nijgen

Wiktionary: krommen

krommen
verb
  1. bochtig zijn

Cross Translation:
FromToVia
krommen verbiegen; biegen curve — bend, crook
krommen biegen; beugen; flektieren courberrendre courbe.

Verwante vertalingen van krommen