Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. makelaar:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor makelaar (Nederlands) in het Duits

makelaar:

makelaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de makelaar (huizenmakelaar)
    der Hausmakler; der Makler
  2. de makelaar

Vertaal Matrix voor makelaar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Hausmakler huizenmakelaar; makelaar
Makler huizenmakelaar; makelaar
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
Warenmakler makelaar

Verwante woorden van "makelaar":

  • makelaren, makelaars

Wiktionary: makelaar

makelaar
noun
  1. Vermittler von Vertragsgegenstand

Cross Translation:
FromToVia
makelaar Vertreter; Stellvertreter; Makler; Delegierte; Abgeordneter; Beauftragter représentant — Celui, celle qui en représenter un autre, qui tenir sa place, qui recevoir de lui des pouvoirs pour agir en son nom.