Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor noodzaken (Nederlands) in het Duits

noodzaken:

noodzaken werkwoord (noodzaak, noodzaakt, noodzaakte, noodzaakten, genoodzaakt)

  1. noodzaken (door iets genoodzaakt worden; nopen)
    nötigen; durch etwas genötigt werden; zwingen; erpressen
    • nötigen werkwoord (nötige, nötigst, nötigt, nötigte, nötigtet, genötigt)
    • zwingen werkwoord (zwinge, zwingst, zwingt, zwang, zwangt, gezwungen)
    • erpressen werkwoord (erpresse, erpreßt, erpresste, erpresstet, erpreßt)

Conjugations for noodzaken:

o.t.t.
  1. noodzaak
  2. noodzaakt
  3. noodzaakt
  4. noodzaken
  5. noodzaken
  6. noodzaken
o.v.t.
  1. noodzaakte
  2. noodzaakte
  3. noodzaakte
  4. noodzaakten
  5. noodzaakten
  6. noodzaakten
v.t.t.
  1. ben genoodzaakt
  2. bent genoodzaakt
  3. is genoodzaakt
  4. zijn genoodzaakt
  5. zijn genoodzaakt
  6. zijn genoodzaakt
v.v.t.
  1. was genoodzaakt
  2. was genoodzaakt
  3. was genoodzaakt
  4. waren genoodzaakt
  5. waren genoodzaakt
  6. waren genoodzaakt
o.t.t.t.
  1. zal noodzaken
  2. zult noodzaken
  3. zal noodzaken
  4. zullen noodzaken
  5. zullen noodzaken
  6. zullen noodzaken
o.v.t.t.
  1. zou noodzaken
  2. zou noodzaken
  3. zou noodzaken
  4. zouden noodzaken
  5. zouden noodzaken
  6. zouden noodzaken
diversen
  1. noodzaak!
  2. noodzaakt!
  3. genoodzaakt
  4. noodzakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor noodzaken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
durch etwas genötigt werden door iets genoodzaakt worden; noodzaken; nopen
erpressen door iets genoodzaakt worden; noodzaken; nopen afdwingen; afpersen; binden; chanteren; dwingen; forceren; intimideren; knevelen; knopen; onder druk zetten; strikken; vastbinden; vastmaken
nötigen door iets genoodzaakt worden; noodzaken; nopen dwingen; dwingen te doen; influisteren; ingeven; souffleren
zwingen door iets genoodzaakt worden; noodzaken; nopen dwingen; dwingen te doen

Verwante woorden van "noodzaken":


Wiktionary: noodzaken


Cross Translation:
FromToVia
noodzaken aufdrängen; aufnötigen; dringen; aufdringen; antun; anziehen; auflegen; anlegen; zwingen; anmuten; andrehen imposer — Traductions à trier suivant le sens

noodzaak:

noodzaak [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de noodzaak (elementaire zaak)
    die Notsache; die elementare Sache

Vertaal Matrix voor noodzaak:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Notsache elementaire zaak; noodzaak
elementare Sache elementaire zaak; noodzaak

Verwante woorden van "noodzaak":


Wiktionary: noodzaak

noodzaak
noun
  1. iets moeten hebben voor vaak praktische of medische redenen
noodzaak
noun
  1. eine unvermeidliche Handlung oder Unterlassung, Entscheidung beziehungsweise Gegenstand

Cross Translation:
FromToVia
noodzaak Notwendigkeit nécessitécaractère de ce qui est absolument obligatoire, indispensable, de ce dont on ne peut se passer.

Verwante vertalingen van noodzaken