Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. normaal:
  2. Normaal:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor normaal (Nederlands) in het Duits

normaal:

normaal bijvoeglijk naamwoord

  1. normaal (gewoon)
    gewöhnlich; üblich; gangbar; gebräuchlich; alltäglich; gemein; gängig
  2. normaal (gebruikelijk; gangbaar; gewoon; gemeen)
    gebräuchlich; üblich; einfach; allgemein; alltäglich; gängig; herkömmlich

Vertaal Matrix voor normaal:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- gangbaar; gewoon
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
allgemein gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; normaal algemeen; generaal; globaal; over het geheel
alltäglich gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; normaal alledaags; alledaagse; courant; eenvoudig; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; niets bijzonders; onedel; ordinair
einfach gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; normaal aangenaam; bescheiden; comfortabel; discreet; discrete; domweg; dunnetjes; echt; eenvoudig; eenvoudigweg; gemakkelijk; gemeen; geriefelijk; gewoonweg; heus; in een handomdraai; ingetogen; kies; klinkklaar; kortweg; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; licht; lichtwegend; magertjes; makkelijk; matig; moeiteloos; natuurlijk; nederig; niet hoogmoedig; niet moeilijk; niet voornaam; onderdanig; onedel; ongecompliceerd; ongekunsteld; ootmoedig; puur; rechttoe; regelrecht; ronduit; schraal; schraaltjes; simpel; simpelweg; sober; sobertjes; stemmig; van eenvoudige komaf; vanzelf; werkelijk; zo maar; zomaar; zonder moeite; zonder pretenties
gangbar gewoon; normaal begaanbaar; bereikbaar; draaiende; loopbaar; toegankelijk
gebräuchlich gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; normaal bruikbare; courant; gangbaar; gebruikelijk; gewoon; traditiegetrouw; traditioneel; volgens de traditie
gemein gewoon; normaal achterbaks; banaal; bedriegelijk; bosachtig; donker; doortrapt; dubieus; duister; gefingeerd; gehaaid; gemeen; gemeenschappelijk; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gezamenlijk; glibberig; gluiperig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; luguber; macaber; met zijn allen; min; nagemaakt; obscuur; onecht; onedel; onguur; onwaar; ploertig; slecht; slinks; sluw; snood; spookachtig; stiekem; tezamen; uitgekookt; vals; verdacht; vuig
gewöhnlich gewoon; normaal algemeen; alledaags; courant; doorgaans; eenvoudig; futiel; gangbaar; gebruikelijk; gemeenlijk; geregeld; gewoon; gewoonlijk; gewoontegetrouw; grof; in een handomdraai; licht; lichtwegend; meestal; merendeels; moeiteloos; natuurlijk; niets bijzonders; nietsbetekenend; nietszeggend; normaliter; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; ongekunsteld; op vaste tijden; ordinair; over het algemeen; plat; platvloers; regelmatig; regulier; triviaal; vanzelf; vulgair; weinigzeggend; zonder moeite; zonder pretenties
gängig gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; normaal alledaags; courant; doodgewoon; eenvoudig; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewend; gewoon; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; niets bijzonders; onedel; ordinair
herkömmlich gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; normaal conventioneel; courant; gangbaar; gebruikelijk; gewoon; traditiegetrouw; traditioneel; volgens de traditie
üblich gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; normaal courant; doodgewoon; gangbaar; gebruikelijk; gewoon

Verwante woorden van "normaal":

  • normaalst, normaalste, normale

Synoniemen voor "normaal":


Antoniemen van "normaal":


Verwante definities voor "normaal":

  1. wat veel voorkomt of gebruikt wordt1
    • 35 graden is geen normale temperatuur1

Wiktionary: normaal

normaal
adjective
  1. gangbaar, gewoon
  2. als norm dienend
normaal
adjective
  1. über längere Zeiträume ähnlich ablaufenden Ereignissen entsprechend; normalerweise
  2. ohne Steigerung: vorhandenen (gesellschaftlichen, wissenschaftlichen, medizinischen, subjektiv erfahrenen) Normen entsprechend

Cross Translation:
FromToVia
normaal normal normal — usual, ordinary
normaal normalerweise normally — under normal conditions or circumstances; usually; most of the time
normaal normal normal — Qui est conforme à la règle, à l’ordre.

Normaal:

Normaal bijvoeglijk naamwoord

  1. Normaal
    Normal
    • Normal bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor Normaal:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Normal Normaal

Verwante vertalingen van normaal



Duits

Uitgebreide vertaling voor normaal (Duits) in het Nederlands