Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontheffen (Nederlands) in het Duits

ontheffen:

ontheffen werkwoord (onthef, ontheft, onthief, onthieven, ontheven)

  1. ontheffen (wegsturen; ontslaan; verzenden; wegzenden; uitsturen)
    entlassen; feuern; zurückweisen; verabschieden; abweisen; suspendieren; abschieben; ablehnen
    • entlassen werkwoord (entlasse, entläßt, entließ, entließt, entlassen)
    • feuern werkwoord (feure, feuerst, feuert, feuerte, feuertet, gefeuert)
    • zurückweisen werkwoord (weise zurück, weist zurück, wies zurück, wiest zurück, zurückgewiesen)
    • verabschieden werkwoord (verabschiede, verabschiedest, verabschiedet, verabschiedete, verabschiedetet, verabschiedet)
    • abweisen werkwoord (weise ab, weisest ab, weist ab, wies ab, wieset ab, abgewiesen)
    • suspendieren werkwoord (suspendiere, suspendierst, suspendiert, suspendierte, suspendiertet, suspensiert)
    • abschieben werkwoord (schiebe ab, schiebst ab, schiebt ab, schob ab, schobt ab, abgeschoben)
    • ablehnen werkwoord (lehne ab, lehnst ab, lehnt ab, lehnte ab, lehntet ab, abgelehnt)
  2. ontheffen (ontslaan van een verplichting; ontlasten; vrijstellen)
    entlassen; freistellen; entheben; entbinden; erlassen; suspendieren; freisprechen; jemanden von einer Verpflichtung entbinden
    • entlassen werkwoord (entlasse, entläßt, entließ, entließt, entlassen)
    • freistellen werkwoord (stelle frei, stellst frei, stellt frei, stellte frei, stelltet frei, freigestellt)
    • entheben werkwoord (enthebe, enthebst, enthebt, enthobe, enthobet, enthoben)
    • entbinden werkwoord (entbinde, entbindest, entband, entbandet, entbunden)
    • erlassen werkwoord (erlasse, erläßt, erließ, erließt, erlassen)
    • suspendieren werkwoord (suspendiere, suspendierst, suspendiert, suspendierte, suspendiertet, suspensiert)
    • freisprechen werkwoord (spreche frei, sprichst frei, spricht frei, sprach frei, spracht frei, freigesprochen)

Conjugations for ontheffen:

o.t.t.
  1. onthef
  2. ontheft
  3. ontheft
  4. ontheven
  5. ontheven
  6. ontheven
o.v.t.
  1. onthief
  2. onthief
  3. onthief
  4. onthieven
  5. onthieven
  6. onthieven
v.t.t.
  1. ben ontheven
  2. bent ontheven
  3. is ontheven
  4. zijn ontheven
  5. zijn ontheven
  6. zijn ontheven
v.v.t.
  1. was ontheven
  2. was ontheven
  3. was ontheven
  4. waren ontheven
  5. waren ontheven
  6. waren ontheven
o.t.t.t.
  1. zal ontheffen
  2. zult ontheffen
  3. zal ontheffen
  4. zullen ontheffen
  5. zullen ontheffen
  6. zullen ontheffen
o.v.t.t.
  1. zou ontheffen
  2. zou ontheffen
  3. zou ontheffen
  4. zouden ontheffen
  5. zouden ontheffen
  6. zouden ontheffen
en verder
  1. heb ontheven
  2. hebt ontheven
  3. heeft ontheven
  4. hebben ontheven
  5. hebben ontheven
  6. hebben ontheven
diversen
  1. onthef!
  2. ontheft!
  3. ontheven
  4. ontheffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontheffen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ablehnen ontheffen; ontslaan; uitsturen; verzenden; wegsturen; wegzenden afdrijven; afketsen; afkeuren; afstellen; afstemmen; afwijzen; bedanken; bijstellen; danken; declineren; ongeschikt verklaren; regelen; ricocheren; terugwijzen; verlijeren; vertikken; verweren; verwerpen; wegstemmen; weigeren; wraken
abschieben ontheffen; ontslaan; uitsturen; verzenden; wegsturen; wegzenden afschepen; afschuiven; afwimpelen; terzijde schuiven; uitwijzen; wegsturen
abweisen ontheffen; ontslaan; uitsturen; verzenden; wegsturen; wegzenden afketsen; afkeuren; afschepen; afstemmen; afwijzen; afwimpelen; negeren; ricocheren; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen; wegsturen; weigeren
entbinden ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; vrijstellen afbreken; banen; baren; bevallen; bevrijden; bevrijden van belegeraars; beëindigen; emanciperen; forceren; laten; laten gaan; laten lopen; niet vasthouden; ontbinden; ontzetten; opheffen; permitteren; stukmaken; ter wereld brengen; toelaten; verbreken; verbrijzelen; verlossen; voortbrengen; vrijaf geven; vrijgeven; vrijmaken; vrijvechten
entheben ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; vrijstellen aan de dijk zetten; afdanken; afdekken; afruimen; afvloeien; bevrijden van belegeraars; congé geven; eruit gooien; ontzetten; opruimen; uit de macht ontzetten; van zijn positie verdrijven; verlossen
entlassen ontheffen; ontlasten; ontslaan; ontslaan van een verplichting; uitsturen; verzenden; vrijstellen; wegsturen; wegzenden aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; afzwaaien; amnestie verlenen; banen; bevrijden; congé geven; demobiliseren; dwingen ontslag te nemen; emanciperen; eruit gooien; in vrijheid stellen; invrijheidstellen; laten gaan; laten lopen; loslaten; losmaken; niet vasthouden; van de boeien ontdoen; van zijn positie verdrijven; verlossen; vrijaf geven; vrijgeven; vrijlaten; vrijmaken; vrijvechten
erlassen ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; vrijstellen bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; kwijtschelden; opdragen; verordenen
feuern ontheffen; ontslaan; uitsturen; verzenden; wegsturen; wegzenden aanmaken; afschieten; afvuren; blakeren; branden; eten opwarmen; licht aansteken; ontsteken; opwarmen; schieten; schoten lossen; verhitten; verschroeien; verwarmen; verzengen; vuren; warm maken; zengen
freisprechen ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; vrijstellen dechargeren; onschuldig verklaren; vrijpleiten; vrijspreken; zuiveren
freistellen ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; vrijstellen
jemanden von einer Verpflichtung entbinden ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; vrijstellen
suspendieren ontheffen; ontlasten; ontslaan; ontslaan van een verplichting; uitsturen; verzenden; vrijstellen; wegsturen; wegzenden aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; schorsen; suspenderen; van zijn positie verdrijven
verabschieden ontheffen; ontslaan; uitsturen; verzenden; wegsturen; wegzenden pasporteren
zurückweisen ontheffen; ontslaan; uitsturen; verzenden; wegsturen; wegzenden afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; bedanken; danken; ricocheren; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen; weigeren
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
entlassen afgedankt

Wiktionary: ontheffen


Cross Translation:
FromToVia
ontheffen entbinden absolve — set free