Nederlands

Uitgebreide vertaling voor postuur (Nederlands) in het Duits

postuur:

postuur [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het postuur (figuur; gedaante; uiterlijk)
    die Gestalt; Äußere; Aussehen; die Haltung
    • Gestalt [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Äußere [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Aussehen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Haltung [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. het postuur (gedaante; figuur; verschijning)
    die Figur; die Form; die Statur; die Gestalt; der Geist; Gebilde
    • Figur [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Form [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Statur [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Gestalt [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Geist [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gebilde [das ~] zelfstandig naamwoord
  3. het postuur (vorm; figuur; gestalte; gedaante)
    die Figur; die Gestalt; die Erscheinung; der Wuchs; Erscheinen; die Statur
    • Figur [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Gestalt [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Erscheinung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Wuchs [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Erscheinen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Statur [die ~] zelfstandig naamwoord
  4. het postuur (lichaamspostuur; figuur; gestalte)
    der Wuchs; die Gestalt; die Erscheinung; die Figur; die Statur; die Positur
    • Wuchs [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gestalt [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Erscheinung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Figur [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Statur [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Positur [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor postuur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Aussehen figuur; gedaante; postuur; uiterlijk aangezicht; aanzien; allure; buitenkant; exterieur; gedaante; gelaat; iemand zijn uiterlijk; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
Erscheinen figuur; gedaante; gestalte; postuur; vorm figuur; lichaamslijn; silhouet; verschijnen; verschijning; verschijningsvorm
Erscheinung figuur; gedaante; gestalte; lichaamspostuur; postuur; vorm aangezicht; aanzien; allure; buitenkant; fenomeen; figuur; gedaante; gelaat; iemand zijn uiterlijk; lichaamslijn; silhouet; type; uiterlijk; verschijnen; verschijning; verschijningsvorm; verschijnsel; vertoon; voorkomen; vorm
Figur figuur; gedaante; gestalte; lichaamspostuur; postuur; verschijning; vorm beeldje; debiel; figuur; flapdrol; gek; idioot; iemand; imbeciel; individu; lichaamslijn; mafkees; mafketel; mafkikker; mens; mensenkind; personage; persoon; silhouet; type; waanzinnige; wezen; zot
Form figuur; gedaante; postuur; verschijning afgieting; afgietsel; conditie; figuur; gietsel; in vorm zijn; individu; lichaamslijn; mal; modelvorm; omtrek; shape; silhouet; sjablone; sjabloon; type; vorm
Gebilde figuur; gedaante; postuur; verschijning blok; bouwwerk; complex; creatuur; gebouw; kunstwerk; meesterwerk; pand; schepsel; speelgoedblok; werk
Geist figuur; gedaante; postuur; verschijning brein; denkvermogen; geest; hersens; inventiviteit; vernuft; verstand; vindingrijkheid
Gestalt figuur; gedaante; gestalte; lichaamspostuur; postuur; uiterlijk; verschijning; vorm aangezicht; aanzien; buitenkant; butler; conditie; figuur; gedaante; gelaat; herenknecht; iemand; iemand zijn uiterlijk; individu; kamerbediende; kamerdienaar; mens; mensenkind; persoon; sterveling; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm; wezen
Haltung figuur; gedaante; postuur; uiterlijk gedrag; gedragswijze; handelwijze; houding; instelling; lichaamshouding; manier; mentaliteit; optreden; pose; stand; standje
Positur figuur; gestalte; lichaamspostuur; postuur
Statur figuur; gedaante; gestalte; lichaamspostuur; postuur; verschijning; vorm aangezicht; aanzien; allure; buitenkant; figuur; gedaante; iemand zijn uiterlijk; lichaamslijn; silhouet; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
Wuchs figuur; gedaante; gestalte; lichaamspostuur; postuur; vorm bloei; groei; hausse; hoogconjunctuur; ontplooiing; ontwikkeling; wasdom
Äußere figuur; gedaante; postuur; uiterlijk aangezicht; aanzien; buitenkant; buitenste; exterieur; gedaante; iemand zijn uiterlijk; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm

Verwante woorden van "postuur":

  • posturen, postuurtje, postuurtjes

Wiktionary: postuur

postuur
noun
  1. de vorm van een rechtopstaande mens

Cross Translation:
FromToVia
postuur Gestalt; Statur; Maß; Ausdehnung; Dimension; Abmessung; Ausmaß; Tragweite; Große; Bereich; Fassung; Gehalt; Umfang; Spanne; Größe taillecoupe ; manière dont on couper certaines choses, dont elles tailler.