Nederlands

Uitgebreide vertaling voor snappen (Nederlands) in het Duits

snappen:

snappen werkwoord (snap, snapt, snapte, snapten, gesnapt)

  1. snappen (betrappen)
    schnappen; ertappen; erwischen; fangen; fassen; erfassen; ergreifen
    • schnappen werkwoord (schnappe, schnappst, schnappt, schnappte, schnapptet, geschnappt)
    • ertappen werkwoord
    • erwischen werkwoord (erwische, erwischst, erwischt, erwischte, erwischtet, erwischt)
    • fangen werkwoord (fange, fängst, fängt, fing, finget, gefangen)
    • fassen werkwoord (fasse, fasst, fasste, fasstet, gefasst)
    • erfassen werkwoord (erfaße, erfaßt, erfaßte, erfaßtet, erfaßt)
    • ergreifen werkwoord (ergreife, ergreifst, ergreift, ergriff, ergrifft, ergriffen)
  2. snappen (met het verstand vatten; begrijpen; inzien)
    verstehen; begreifen; kapieren; fassen; durchschauen; erkennen; einsehen
    • verstehen werkwoord (verstehe, verstehst, versteht, verstand, verstandet, verstanden)
    • begreifen werkwoord (begreife, begreifst, begreift, begriff, begrifft, begriffen)
    • kapieren werkwoord (kapiere, kapierst, kapiert, kapierte, kapiertet, kapiert)
    • fassen werkwoord (fasse, fasst, fasste, fasstet, gefasst)
    • durchschauen werkwoord (durchschaue, durchschaust, durchschaut, durchschaute, durchschautet, durchschaut)
    • erkennen werkwoord (erkenne, erkennst, erkennt, erkannte, erkanntet, erkannt)
    • einsehen werkwoord (sehe ein, siehst ein, sieht ein, sah ein, saht ein, eingesehen)
  3. snappen (op heterdaad betrappen)

Conjugations for snappen:

o.t.t.
  1. snap
  2. snapt
  3. snapt
  4. snappen
  5. snappen
  6. snappen
o.v.t.
  1. snapte
  2. snapte
  3. snapte
  4. snapten
  5. snapten
  6. snapten
v.t.t.
  1. ben gesnapt
  2. bent gesnapt
  3. is gesnapt
  4. zijn gesnapt
  5. zijn gesnapt
  6. zijn gesnapt
v.v.t.
  1. was gesnapt
  2. was gesnapt
  3. was gesnapt
  4. waren gesnapt
  5. waren gesnapt
  6. waren gesnapt
o.t.t.t.
  1. zal snappen
  2. zult snappen
  3. zal snappen
  4. zullen snappen
  5. zullen snappen
  6. zullen snappen
o.v.t.t.
  1. zou snappen
  2. zou snappen
  3. zou snappen
  4. zouden snappen
  5. zouden snappen
  6. zouden snappen
diversen
  1. snap!
  2. snapt!
  3. gesnapt
  4. snappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

snappen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het snappen (begrijpen; vatten)
    Begreifen

Vertaal Matrix voor snappen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Begreifen begrijpen; snappen; vatten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
auf frischer Tat ertappen op heterdaad betrappen; snappen
begreifen begrijpen; inzien; met het verstand vatten; snappen aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; begrijpen; beseffen; doorzien; doorzien hebben; grijpen; inzien; leerstof beheersen; onder de knie hebben; onderkennen; opvatten; realiseren; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten; verstaan
durchschauen begrijpen; inzien; met het verstand vatten; snappen beginnen te snappen; beseffen; doorhebben; doorkrijgen; doorzien; doorzien hebben; erdoorheen kijken; erdoorheen zien; inzien; onderkennen; realiseren
einsehen begrijpen; inzien; met het verstand vatten; snappen begrijpen; beseffen; doorzien; doorzien hebben; goed vinden; inkijken; inzien; onderkennen; opvatten; realiseren; toestaan; toestemmen
erfassen betrappen; snappen aanhouden; arresteren; bijsluiten; bijvoegen; gevangennemen; grijpen; iets bemachtigen; indexeren; inrekenen; insluiten; klauwen; nemen; nuttigen; obsederen; omtrekken; oppakken; pakken; registreren; te pakken krijgen; toevoegen; van indexnummers voorzien; vangen; vatten; verkrijgen; verschalken; verstaan; verstrikken
ergreifen betrappen; snappen aangrijpen; aanhouden; arresteren; gevangennemen; grijpen; iets bemachtigen; inrekenen; klauwen; nuttigen; obsederen; ontroeren; oppakken; pakken; te pakken krijgen; vangen; vatten; verkrijgen; verschalken; verstrikken
erkennen begrijpen; inzien; met het verstand vatten; snappen bemerken; beseffen; bespeuren; doorhebben; doorzien; doorzien hebben; een ereteken geven; gewaarworden; inzien; merken; onderkennen; onderscheiden; ontwaren; realiseren; te zien krijgen; van elkaar onderscheiden; voelen; waarnemen; zien
ertappen betrappen; snappen iets onverwachts doen; verrassen
erwischen betrappen; snappen grijpen; iets onverwachts doen; klauwen; nuttigen; obsederen; pakken; te pakken krijgen; tepakkenkrijgen; vangen; vatten; verrassen; verschalken; verstrikken
fangen betrappen; snappen grijpen; klauwen; nuttigen; obsederen; pakken; tempo maken; vangen; vatten; verschalken; verstrikken
fassen begrijpen; betrappen; inzien; met het verstand vatten; snappen aanhouden; aanklampen; aanpakken; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; beseffen; doorzien; gevangennemen; grijpen; iets bemachtigen; inrekenen; inzien; klauwen; nuttigen; obsederen; onderkennen; oppakken; pakken; realiseren; te pakken krijgen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verkrijgen; verschalken; verstrikken; zich beheersen
kapieren begrijpen; inzien; met het verstand vatten; snappen beginnen te snappen; beseffen; doorhebben; doorkrijgen; doorzien; doorzien hebben; inzien; onderkennen; realiseren; verstaan
schnappen betrappen; snappen
verstehen begrijpen; inzien; met het verstand vatten; snappen begrijpen; beseffen; doorzien; doorzien hebben; inzien; onderkennen; opvatten; realiseren; verstaan
- begrijpen; vatten; verstaan

Verwante woorden van "snappen":

  • snap

Synoniemen voor "snappen":


Verwante definities voor "snappen":

  1. het kunnen volgen met je verstand1
    • ik snap niet wat je zegt1

Wiktionary: snappen

snappen
verb
  1. iets vatten in de zin van begrijpen, doorhebben

Cross Translation:
FromToVia
snappen begreifen apprehend — to understand; to recognize
snappen begreifen; verstehen catch — to perceive and understand (jump)
snappen erfassen; verstehen; begreifen grasp — to understand
snappen schlau werden aus; verstehen; begreifen make sense — decipher, understand
snappen verstehen; begreifen understand — to be aware of the meaning of
snappen umfassen; verstehen; begreifen; erfassen comprendrecontenir en soi.
snappen befremden; überfallen; überraschen surprendreprendre sur le fait, trouver dans une action, dans un état où on ne croire pas voir, en parlant de quelqu’un.

snap:


Vertaal Matrix voor snap:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
- in een hap en een snap

Verwante woorden van "snap":


Verwante vertalingen van snappen