Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stuk (Nederlands) in het Duits

stuk:

stuk [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het stuk (gedeelte; deel; part; fractie)
    Stück; Teil; Segment; der Anteil; Bruchteil; Teilchen; Glied
    • Stück [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Teil [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Segment [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Anteil [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Bruchteil [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Teilchen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Glied [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. het stuk (basisbestanddeel; onderdeel; component; )
    Stück; Teil; der Bestandteil; Element; Segment; der Anteil; Teilchen
    • Stück [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Teil [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Bestandteil [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Element [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Segment [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Anteil [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Teilchen [das ~] zelfstandig naamwoord
  3. het stuk (spetter; kanjer)
    der heißer Typ; Prachtweib; die flotte Biene; der toller Typ
  4. het stuk (toneelstuk; schouwspel; drama)
    Schauspiel; Drama; Stück; Bühnenstück
  5. het stuk (gewichtstuk; kanon)
    die Kanone; Geschütz
    • Kanone [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Geschütz [das ~] zelfstandig naamwoord
  6. het stuk (mooi persoon)
    der schöner Mensch; die Schönheit
  7. het stuk (publicatie; artikel)
    die Publikation; die Veröffentlichung

stuk bijvoeglijk naamwoord

  1. stuk (beschadigd; kapot; gebarsten)
    beschädigt; kaputt; defekt; ramponiert; angeschlagen; kaputtgebrochen; schadhaft; zerrissen; zerbrochen; gebrochen; durchgebrochen; entzwei
  2. stuk (aan stukken; kapot; gebroken; )
    kaputt; gebrochen; defekt; in Stücken; zerbrochen; zerrissen; entzwei; schadhaft
  3. stuk (buiten gebruik; defect; onklaar)
    außer Gebrauch; defekt; gebrochen; kaputt
  4. stuk (aan stukken; gebroken; geruineerd; kapot; naar de knoppen)
    kaputt; zerbrochen
  5. stuk (aan scherven; kapot; gebroken)
    beschädigt; kaputt; in Scherben

Vertaal Matrix voor stuk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Anteil basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; gedeelte; ingrediënt; onderdeel; part; stuk aandeel; band; bijdrage; boekdeel; contributie; deel; deelname; deelneming; erfdeel; erfenis; groeifonds; inbreng; lidmaatschapsgeld; part; participatie; portie; vennootschapsaandeel; volume; wat iemand erft
Bestandteil basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk ledemaat; lichaamsdeel; lidmaat
Bruchteil deel; fractie; gedeelte; part; stuk segment
Bühnenstück drama; schouwspel; stuk; toneelstuk komedie; opvoering; parade; schouwspel; show; spektakelstuk; staatsie; vertoning; voorstelling
Drama drama; schouwspel; stuk; toneelstuk komedie; opvoering; parade; show; staatsie; vertoning; voorstelling
Element basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk Outlook-item; dimensielid; element; factor; item; lid
Geschütz gewichtstuk; kanon; stuk geschut; geweer; kanonnen; vuurmond
Glied deel; fractie; gedeelte; part; stuk geleding; kettingbout; ledematen; lichaamsdelen; schakel; schalm; verbinding van lichaamsdelen
Kanone gewichtstuk; kanon; stuk
Prachtweib kanjer; spetter; stuk
Publikation artikel; publicatie; stuk afkondiging; bekendmaking; brokje; eindje; fragmentje; klein stukje; openbaarmaking; openbare publicatie; partje; proclamatie; publicatie; publicaties; snippertje; stukje
Schauspiel drama; schouwspel; stuk; toneelstuk aangezicht; gelaat; gezicht; kijkstuk; komedie; opvoering; parade; schouwspel; show; spektakel; spektakelstuk; staatsie; vertoning; voorstelling
Schönheit mooi persoon; stuk fraaiheid; mooiigheid; plaatje; pracht; schoonheid
Segment basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; gedeelte; ingrediënt; onderdeel; part; stuk rekeningcodesegment; segment
Stück basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; drama; element; fractie; gedeelte; ingrediënt; onderdeel; part; schouwspel; stuk; toneelstuk aandeel; bijdrage; bon; brok; brokje; coupon; deel; deeltje; inbreng; kleine brok; klont; lap; moot; onderdeeltje; part; plak; segment; stuk stof; suikerklontje; tranche
Teil basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; gedeelte; ingrediënt; onderdeel; part; stuk aandeel; bouwwerk; deeltje; gebouw; ledematen; lichaamsdelen; onderdeeltje; pand; part; portie; segment
Teilchen basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; gedeelte; ingrediënt; onderdeel; part; stuk deeltje; onderdeeltje
Veröffentlichung artikel; publicatie; stuk aankondiging; afkondiging; bekendmaking; kennisgeving; mededeling; melding; openbaarmaking; openbare publicatie; proclamatie; publicatie; publikatie; uitgave; uitgifte; verkondiging
außer Gebrauch onbruik
flotte Biene kanjer; spetter; stuk
heißer Typ kanjer; spetter; stuk
schöner Mensch mooi persoon; stuk
toller Typ kanjer; spetter; stuk
- artikel; deel; eind; element; gedeelte; part
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beschädigt aan scherven; beschadigd; gebarsten; gebroken; kapot; stuk aan flarden; aangeslagen; gehavend; geschonden; gewond; mismaakt; misvormd
- kapot
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
angeschlagen beschadigd; gebarsten; kapot; stuk aan flarden; aangeslagen; gehavend; geraakt; geschonden; getoucheerd; gewond
außer Gebrauch buiten gebruik; defect; onklaar; stuk
defekt aan stukken; beschadigd; buiten gebruik; defect; gebarsten; gebroken; in stukken; kapot; onklaar; stuk deficiënt; gebroken; verbroken
durchgebrochen beschadigd; gebarsten; kapot; stuk doorgebroken; gebroken; verbroken
entzwei aan stukken; beschadigd; defect; gebarsten; gebroken; in stukken; kapot; onklaar; stuk doormidden; middendoor; uit elkaar; uit elkander; uiteen; uitelkaar; van elkaar; van elkander; vaneen
gebrochen aan stukken; beschadigd; buiten gebruik; defect; gebarsten; gebroken; in stukken; kapot; onklaar; stuk doorbroken; gebelgd; gebroken; misnoegd; ontevreden; stukgebroken; verbroken
in Scherben aan scherven; gebroken; kapot; stuk
in Stücken aan stukken; defect; gebroken; in stukken; kapot; onklaar; stuk
kaputt aan scherven; aan stukken; beschadigd; buiten gebruik; defect; gebarsten; gebroken; geruineerd; in stukken; kapot; naar de knoppen; onklaar; stuk afgemat; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; gebroken; hondsmoe; ongerede; op; verbroken
kaputtgebrochen beschadigd; gebarsten; kapot; stuk gebroken; verbroken
ramponiert beschadigd; gebarsten; kapot; stuk aan flarden; aangeslagen; gehavend; geschonden; gewond
schadhaft aan stukken; beschadigd; defect; gebarsten; gebroken; in stukken; kapot; onklaar; stuk armzalig; gehavend; geschonden; karig; mager; pover; schamel; schraal
zerbrochen aan stukken; beschadigd; defect; gebarsten; gebroken; geruineerd; in stukken; kapot; naar de knoppen; onklaar; stuk gebroken; stukgebroken; verbrijzeld; verbroken
zerrissen aan stukken; beschadigd; defect; gebarsten; gebroken; in stukken; kapot; onklaar; stuk gescheurd; verscheurd

Verwante woorden van "stuk":


Synoniemen voor "stuk":


Antoniemen van "stuk":


Verwante definities voor "stuk":

  1. tekst in krant of tijdschrift1
    • hij schreef een stuk over kindermishandeling1
  2. wat kleiner is dan het totaal1
    • wil je ook een stuk taart?1
  3. bepaalde afstand of lengte1
    • ik heb een stuk hardgelopen1
  4. niet meer heel, niet meer werkend1
    • het broodrooster is stuk1
  5. man of vrouw met mooi lichaam1
    • ik vind die verloofde van jou een echt stuk!1
  6. exemplaar van iets1
    • hoeveel stuks wilt u?1
  7. grote hoeveelheid, veel1
    • hij is een stuk groter dan zijn broer1
  8. kunstwerk met muziek of toneel1
    • ze spelen een stuk van Mozart1
  9. papieren voor een vergadering1
    • heb jij alle stukken bij je?1

Wiktionary: stuk

stuk
noun
  1. oft im Zusammenhang mit leblosen Gegenständen: ein Element, Stück eines Ganzen
  2. -
  3. ein Einzelnes von Dingen gleicher Art und Beschaffenheit
  4. ohne Plural: allgemeiner Zahlklassifikator für Dinge, Pflanzen, Tiere
  5. ein Teil eines Ganzen
  6. umgangssprachlich ein Stück, ein Teil
  7. ein Teil eines Textes

Cross Translation:
FromToVia
stuk pro Stück all — apiece
stuk süß baby — form of address to a man or a woman considered to be attractive
stuk Stück; Block; Tafel bar — cuboid piece of any commodity
stuk Stück chunk — a part of something
stuk Ding; Element; Artikel; Stück item — distinct physical object
stuk Happen morsel — small fragment
stuk Stück piece — part of a larger whole
stuk Schauspiel play — theatrical performance
stuk Stein stone — piece of hard material used in board games
stuk Schöne; Schönheit beauté — Qualité de ce qui est beau, de ce qui est esthétique à la perception
stuk Belote belotejeu de cartes qui se pratique à deux équipes de deux avec un jeu de trente-deux cartes.
stuk Akt; Akte; Aufzug; Schriftstück; Dokument; Urkunde; Beweisstück; Unterlage; Papier documentécrit qui sert de preuve ou de renseignement.
stuk Teil; Stück pièce — Partie d’un ensemble

Verwante vertalingen van stuk