Nederlands

Uitgebreide vertaling voor terugplaatsen (Nederlands) in het Duits

terugplaatsen:

terugplaatsen werkwoord (plaats terug, plaatst terug, plaatste terug, plaatsten terug, teruggeplaatst)

  1. terugplaatsen (terugleggen; terugzetten)
    zurücksetzen; zurücklegen; vertreten; zurückversetzen; wiederwählen
    • zurücksetzen werkwoord (setze zurück, setzt zurück, setzte zurück, setztet zurück, zurückgesetzt)
    • zurücklegen werkwoord (lege zurück, legst zurück, legt zurück, legte zurück, legtet zurück, zurückgelegt)
    • vertreten werkwoord (vertrete, vertrittst, vertritt, vertrat, vertratet, vertreten)
    • zurückversetzen werkwoord (versetze zurück, versetzt zurück, versetzte zurück, versetztet zurück, zurückversetzt)
    • wiederwählen werkwoord (wiederwähle, wiederwählst, wiederwählt, wiederwählte, wiederwähltet, wiedergewählt)
  2. terugplaatsen (degraderen; in rang verlagen; terugzetten; achteruitzetten)
    zurücksetzen; degradieren; zurückstellen; erniedrigen; herabmindern; herabsetzen
    • zurücksetzen werkwoord (setze zurück, setzt zurück, setzte zurück, setztet zurück, zurückgesetzt)
    • degradieren werkwoord (degradiere, degradierst, degradiert, degradierte, degradiertet, degradiert)
    • zurückstellen werkwoord (stelle zurück, stellst zurück, stellt zurück, stellte zurück, stelltet zurück, zurückgestellt)
    • erniedrigen werkwoord (erniedrige, erniedrigst, erniedrigt, erniedrigte, erniedrigtet, erniedrigt)
    • herabmindern werkwoord (mindre herab, minderst heran, mindert herab, minderte herab, mindertet herab, herabgemindert)
    • herabsetzen werkwoord (setze herab, setzt herab, setzte herab, setztet herab, herabgesetzt)

Conjugations for terugplaatsen:

o.t.t.
  1. plaats terug
  2. plaatst terug
  3. plaatst terug
  4. plaatsen terug
  5. plaatsen terug
  6. plaatsen terug
o.v.t.
  1. plaatste terug
  2. plaatste terug
  3. plaatste terug
  4. plaatsten terug
  5. plaatsten terug
  6. plaatsten terug
v.t.t.
  1. heb teruggeplaatst
  2. hebt teruggeplaatst
  3. heeft teruggeplaatst
  4. hebben teruggeplaatst
  5. hebben teruggeplaatst
  6. hebben teruggeplaatst
v.v.t.
  1. had teruggeplaatst
  2. had teruggeplaatst
  3. had teruggeplaatst
  4. hadden teruggeplaatst
  5. hadden teruggeplaatst
  6. hadden teruggeplaatst
o.t.t.t.
  1. zal terugplaatsen
  2. zult terugplaatsen
  3. zal terugplaatsen
  4. zullen terugplaatsen
  5. zullen terugplaatsen
  6. zullen terugplaatsen
o.v.t.t.
  1. zou terugplaatsen
  2. zou terugplaatsen
  3. zou terugplaatsen
  4. zouden terugplaatsen
  5. zouden terugplaatsen
  6. zouden terugplaatsen
en verder
  1. ben teruggeplaatst
  2. bent teruggeplaatst
  3. is teruggeplaatst
  4. zijn teruggeplaatst
  5. zijn teruggeplaatst
  6. zijn teruggeplaatst
diversen
  1. plaats terug!
  2. plaatst terug!
  3. teruggeplaatst
  4. terugplaatsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor terugplaatsen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
degradieren achteruitzetten; degraderen; in rang verlagen; terugplaatsen; terugzetten
erniedrigen achteruitzetten; degraderen; in rang verlagen; terugplaatsen; terugzetten verdeemoedigen; vernederen
herabmindern achteruitzetten; degraderen; in rang verlagen; terugplaatsen; terugzetten achteruitgaan; afnemen; declineren; minder worden; omlaagbrengen
herabsetzen achteruitzetten; degraderen; in rang verlagen; terugplaatsen; terugzetten achteruitgaan; afnemen; afprijzen; beperken; declineren; denigreren; inkrimpen; inperken; kleineren; krimpen; lager maken; minder worden; minderen; reduceren; slinken; verkorten; verlagen; verminderen
vertreten terugleggen; terugplaatsen; terugzetten aflossen; invallen; invallen voor iemand; remplaceren; vernieuwen; vertegenwoordigen; vervangen; verwisselen; zich vertreden
wiederwählen terugleggen; terugplaatsen; terugzetten herbenoemen; herkiezen; herplaatsen; opnieuw benoemen
zurücklegen terugleggen; terugplaatsen; terugzetten achterhouden; afleggen; afzonderen; apart zetten; behouden; bewaren; hamsteren; isoleren; meters maken; oppotten; opzij leggen; opzijleggen; potten; reserveren; terughouden; voorbehouden; wegzetten
zurücksetzen achteruitzetten; degraderen; in rang verlagen; terugleggen; terugplaatsen; terugzetten oorspronkelijke licentiestatus heractiveren; opnieuw instellen; terugdraaien
zurückstellen achteruitzetten; degraderen; in rang verlagen; terugplaatsen; terugzetten achterhouden; behouden; opzijleggen; reserveren; terughouden; voorbehouden
zurückversetzen terugleggen; terugplaatsen; terugzetten
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vertreten doorgesleten; uitgesleten

Wiktionary: terugplaatsen


Cross Translation:
FromToVia
terugplaatsen wiederherstellen; wiederbringen rameneramener de nouveau.
terugplaatsen angeben; berichten; melden; rapportieren; referieren rapporterapporter une chose, la remettre au lieu où elle était.