Nederlands

Uitgebreide vertaling voor veredelen (Nederlands) in het Duits

veredelen:

veredelen werkwoord (veredel, veredelt, veredelde, veredelden, veredeld)

  1. veredelen (verfijnen)
    verfeinern; veredeln
    • verfeinern werkwoord (verfeinere, verfeinerst, verfeinert, verfeinerte, verfeinertet, verfeinert)
    • veredeln werkwoord (veredele, veredelst, veredelt, veredelte, veredeltet, veredelt)

Conjugations for veredelen:

o.t.t.
  1. veredel
  2. veredelt
  3. veredelt
  4. veredelen
  5. veredelen
  6. veredelen
o.v.t.
  1. veredelde
  2. veredelde
  3. veredelde
  4. veredelden
  5. veredelden
  6. veredelden
v.t.t.
  1. heb veredeld
  2. hebt veredeld
  3. heeft veredeld
  4. hebben veredeld
  5. hebben veredeld
  6. hebben veredeld
v.v.t.
  1. had veredeld
  2. had veredeld
  3. had veredeld
  4. hadden veredeld
  5. hadden veredeld
  6. hadden veredeld
o.t.t.t.
  1. zal veredelen
  2. zult veredelen
  3. zal veredelen
  4. zullen veredelen
  5. zullen veredelen
  6. zullen veredelen
o.v.t.t.
  1. zou veredelen
  2. zou veredelen
  3. zou veredelen
  4. zouden veredelen
  5. zouden veredelen
  6. zouden veredelen
diversen
  1. veredel!
  2. veredelt!
  3. veredeld
  4. veredelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor veredelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
veredeln veredelen; verfijnen
verfeinern veredelen; verfijnen




Duits

Uitgebreide vertaling voor veredelen (Duits) in het Nederlands

veredelen vorm van veredeln:

veredeln werkwoord (veredele, veredelst, veredelt, veredelte, veredeltet, veredelt)

  1. veredeln (verfeinern)
    verfijnen; veredelen
    • verfijnen werkwoord (verfijn, verfijnt, verfijnde, verfijnden, verfijnd)
    • veredelen werkwoord (veredel, veredelt, veredelde, veredelden, veredeld)

Conjugations for veredeln:

Präsens
  1. veredele
  2. veredelst
  3. veredelt
  4. veredelen
  5. veredelt
  6. veredelen
Imperfekt
  1. veredelte
  2. veredeltest
  3. veredelte
  4. veredelten
  5. veredeltet
  6. veredelten
Perfekt
  1. habe veredelt
  2. hast veredelt
  3. hat veredelt
  4. haben veredelt
  5. habt veredelt
  6. haben veredelt
1. Konjunktiv [1]
  1. veredele
  2. veredelest
  3. veredele
  4. veredelen
  5. veredelet
  6. veredelen
2. Konjunktiv
  1. veredelte
  2. veredeltest
  3. veredelte
  4. veredelten
  5. veredeltet
  6. veredelten
Futur 1
  1. werde veredeln
  2. wirst veredeln
  3. wird veredeln
  4. werden veredeln
  5. werdet veredeln
  6. werden veredeln
1. Konjunktiv [2]
  1. würde veredeln
  2. würdest veredeln
  3. würde veredeln
  4. würden veredeln
  5. würdet veredeln
  6. würden veredeln
Diverses
  1. veredel!
  2. veredelt!
  3. veredelen Sie!
  4. veredelt
  5. veredelnd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor veredeln:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
veredelen veredeln; verfeinern
verfijnen veredeln; verfeinern

Synoniemen voor "veredeln":


Wiktionary: veredeln

veredeln
verb
  1. fijner of gevoeliger maken

Cross Translation:
FromToVia
veredeln verbeteren; veredelen; gieren; mesten; bemesten; invetten; vetmesten amendercorriger, améliorer, rendre meilleur.
veredeln verbeteren; veredelen améliorerrendre meilleur.
veredeln hervormen; reformeren; herstellen; repareren; verhelpen; weer goed maken; verbeteren; veredelen; afhelpen; bevrijden; loslaten; verlossen; vrijlaten; vrijmaken réformerrétablir dans l’ancienne forme ; donner une meilleure forme à une chose ; la corriger, la rectifier, soit ajouter, soit retrancher.