Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanhef (Nederlands) in het Duits

aanhef:

aanhef [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de aanhef (titel; hoofd)
    der Titel; der Überschrift; der Anfang einer Brief; der Anfang

Vertaal Matrix voor aanhef:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Anfang aanhef; hoofd; titel aanvang; aanvangstijd; begin; beginne; begintijd; binnenkomst; entree; intocht; intrede; inzet; opening; start; starttijd; vertrektijd
Anfang einer Brief aanhef; hoofd; titel
Titel aanhef; hoofd; titel boektitel; gelid; graad; grammaticaal predikaat; kop; krantenkop; nummer; predikaat; rang; rangorde; titel; titelbalk; wetenschappelijke graad
Überschrift aanhef; hoofd; titel kop; krantenkop; opschrift; titel
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Überschrift berichtkop; header

aanheffen:

aanheffen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aanheffen (inzetten)
    Anfangen; Einsetzen; Anheben; Angehen; Anstimmen

Vertaal Matrix voor aanheffen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Anfangen aanheffen; inzetten aanbreken van de dag; aanvang; aanvangen; begin; beginnen; effectief worden; ingaan; inzet; opening; openingsplechtigheid; start; van kracht worden
Angehen aanheffen; inzetten
Anheben aanheffen; inzetten
Anstimmen aanheffen; inzetten openingsplechtigheid; start
Einsetzen aanheffen; inzetten