Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. afgetrapt:
  2. aftrappen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afgetrapt (Nederlands) in het Duits

afgetrapt:

afgetrapt bijvoeglijk naamwoord

  1. afgetrapt (versleten; vervallen; afgeleefd; oud; afgedragen)
    verschlissen; veraltet; abgenutzt; abgelebt

Vertaal Matrix voor afgetrapt:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
veraltet afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen afgeschaft; onmodern; ouderwets; verouderd
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abgelebt afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen uitgeleefd
abgenutzt afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen afgesleten; uitgeleefd
verschlissen afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen bleek; flauw; flets; verschoten

afgetrapt vorm van aftrappen:

aftrappen werkwoord (trap af, trapt af, trapte af, trapten af, afgetrapt)

  1. aftrappen
  2. aftrappen
    anstoßen
    • anstoßen werkwoord (stoße an, stößt an, stieß an, stießt an, angestoßen)

Conjugations for aftrappen:

o.t.t.
  1. trap af
  2. trapt af
  3. trapt af
  4. trappen af
  5. trappen af
  6. trappen af
o.v.t.
  1. trapte af
  2. trapte af
  3. trapte af
  4. trapten af
  5. trapten af
  6. trapten af
v.t.t.
  1. heb afgetrapt
  2. hebt afgetrapt
  3. heeft afgetrapt
  4. hebben afgetrapt
  5. hebben afgetrapt
  6. hebben afgetrapt
v.v.t.
  1. had afgetrapt
  2. had afgetrapt
  3. had afgetrapt
  4. hadden afgetrapt
  5. hadden afgetrapt
  6. hadden afgetrapt
o.t.t.t.
  1. zal aftrappen
  2. zult aftrappen
  3. zal aftrappen
  4. zullen aftrappen
  5. zullen aftrappen
  6. zullen aftrappen
o.v.t.t.
  1. zou aftrappen
  2. zou aftrappen
  3. zou aftrappen
  4. zouden aftrappen
  5. zouden aftrappen
  6. zouden aftrappen
diversen
  1. trap af!
  2. trapt af!
  3. afgetrapt
  4. aftrappende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aftrappen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anstoßen aftrappen aankloppen; aanstoten; aantikken; een por geven; kloppen; porren; proosten; stoten; tikken
von sich treten aftrappen
wegtreten aftrappen wegstoten; wegtrappen

Verwante woorden van "aftrappen":