Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. afschrikken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afschrikken (Nederlands) in het Duits

afschrikken:

afschrikken werkwoord (schrik af, schrikt af, schrikte af, schrikten af, afgeschrikt)

  1. afschrikken (verschrikken; bang maken)
    abschrecken; Angst einjagen; verschrecken; verscheuchen
    • abschrecken werkwoord (schrecke ab, schreckst ab, schreckt ab, schreckte ab, schrecktet ab, abgeschreckt)
    • Angst einjagen werkwoord
    • verschrecken werkwoord
    • verscheuchen werkwoord (verscheuche, verscheuchst, verscheucht, verscheuchte, verscheuchtet, verscheucht)
  2. afschrikken
    abschrecken
    • abschrecken werkwoord (schrecke ab, schreckst ab, schreckt ab, schreckte ab, schrecktet ab, abgeschreckt)

Conjugations for afschrikken:

o.t.t.
  1. schrik af
  2. schrikt af
  3. schrikt af
  4. schrikken af
  5. schrikken af
  6. schrikken af
o.v.t.
  1. schrikte af
  2. schrikte af
  3. schrikte af
  4. schrikten af
  5. schrikten af
  6. schrikten af
v.t.t.
  1. heb afgeschrikt
  2. hebt afgeschrikt
  3. heeft afgeschrikt
  4. hebben afgeschrikt
  5. hebben afgeschrikt
  6. hebben afgeschrikt
v.v.t.
  1. had afgeschrikt
  2. had afgeschrikt
  3. had afgeschrikt
  4. hadden afgeschrikt
  5. hadden afgeschrikt
  6. hadden afgeschrikt
o.t.t.t.
  1. zal afschrikken
  2. zult afschrikken
  3. zal afschrikken
  4. zullen afschrikken
  5. zullen afschrikken
  6. zullen afschrikken
o.v.t.t.
  1. zou afschrikken
  2. zou afschrikken
  3. zou afschrikken
  4. zouden afschrikken
  5. zouden afschrikken
  6. zouden afschrikken
diversen
  1. schrik af!
  2. schrikt af!
  3. afgeschrikt
  4. afschrikkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afschrikken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afschrikken (verjagen; wegjagen)
    Verjagen; Abschrecken; Wegjagen

Vertaal Matrix voor afschrikken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abschrecken afschrikken; verjagen; wegjagen
Verjagen afschrikken; verjagen; wegjagen
Wegjagen afschrikken; verjagen; wegjagen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Angst einjagen afschrikken; bang maken; verschrikken
abschrecken afschrikken; bang maken; verschrikken moedeloos maken
verscheuchen afschrikken; bang maken; verschrikken
verschrecken afschrikken; bang maken; verschrikken

Wiktionary: afschrikken


Cross Translation:
FromToVia
afschrikken abkühlen quench — cool rapidly by immersion