Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afschutting (Nederlands) in het Duits

afschutting:

afschutting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de afschutting
    die Bucht; die Umzäunung; die Gitterzäune; die Gittertür; die Einzäunung; die Vergitterung; die Balustrade; die Umgitterung; die Gitterumzäunung

Vertaal Matrix voor afschutting:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Balustrade afschutting balkonhek; balustrade; leuning; railing; trapleuning; trapleuningen
Bucht afschutting baai; fjord; inham; kreek; lagune; strandmeer
Einzäunung afschutting afscheiding; beschuttingen; hek; hekken; hekwerk; omheiningen; schutting; schuttingen
Gittertür afschutting traliedeur; traliehek
Gitterumzäunung afschutting hekwerk; raster; rastering; rasterwerk; rooster
Gitterzäune afschutting traliedeur; traliehek
Umgitterung afschutting hekwerk; raster; rastering; rasterwerk; rooster
Umzäunung afschutting afscheiding; beschuttingen; hek; hekken; hekwerk; latwerk; omheiningen; raster; rastering; schutting; schuttingen; spijlen
Vergitterung afschutting afscheiding; hek; hekwerk; raster; rastering; rasterwerk; rooster; spijl; spijlen; stijl; tralie; traliewerk; traliën