Afsnauwen in het Duits vertaald uit het Nederlands

Overzicht

Nederlands naar Duits: Meer gegevens...

afsnauwen:
- Ausfallend werden gegen; Anfahren; Anschnauzen
- anschnauzen; anfahren; ausfallen gegen

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afsnauwen (Nederlands) in het Duits

afsnauwen (uitvallen tegen)
Ausfallend werden gegen; Anfahren; Anschnauzen
- Ausfallend werden gegen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Anfahren [das ~] zelfstandig naamwoord
- Anschnauzen [das ~] zelfstandig naamwoord

afsnauwen (toesnauwen; snauwen; afblaffen; toebijten; afbekken)
anschnauzen; anfahren
- anschnauzen werkwoord (schauze an, schauzt an, schauzte an, schauztet an, angeschnauzt)
- anfahren werkwoord (fahre an, fährst an, fährt an, fuhr an, fuhrt an, angefahren)
afsnauwen (uitvallen tegen)
ausfallen gegen; anfahren; anschnauzen
- ausfallen gegen werkwoord
- anfahren werkwoord (fahre an, fährst an, fährt an, fuhr an, fuhrt an, angefahren)
- anschnauzen werkwoord (schauze an, schauzt an, schauzte an, schauztet an, angeschnauzt)

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Anfahren	afsnauwen; uitvallen tegen	komen aanvaren
Anschnauzen	afsnauwen; uitvallen tegen
Ausfallend werden gegen	afsnauwen; uitvallen tegen
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
anfahren	afbekken; afblaffen; afsnauwen; snauwen; toebijten; toesnauwen; uitvallen tegen	aanvaren; gaan rijden; gaan varen; uitsliepen
anschnauzen	afbekken; afblaffen; afsnauwen; snauwen; toebijten; toesnauwen; uitvallen tegen	grauwen; snauwen; uitsliepen; uitvaren tegen
ausfallen gegen	afsnauwen; uitvallen tegen