Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. aftobben:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aftobben (Nederlands) in het Duits

aftobben:

aftobben werkwoord (tob af, tobt af, tobde af, tobden af, afgetobd)

  1. aftobben

Conjugations for aftobben:

o.t.t.
  1. tob af
  2. tobt af
  3. tobt af
  4. tobben af
  5. tobben af
  6. tobben af
o.v.t.
  1. tobde af
  2. tobde af
  3. tobde af
  4. tobden af
  5. tobden af
  6. tobden af
v.t.t.
  1. heb afgetobd
  2. hebt afgetobd
  3. heeft afgetobd
  4. hebben afgetobd
  5. hebben afgetobd
  6. hebben afgetobd
v.v.t.
  1. had afgetobd
  2. had afgetobd
  3. had afgetobd
  4. hadden afgetobd
  5. hadden afgetobd
  6. hadden afgetobd
o.t.t.t.
  1. zal aftobben
  2. zult aftobben
  3. zal aftobben
  4. zullen aftobben
  5. zullen aftobben
  6. zullen aftobben
o.v.t.t.
  1. zou aftobben
  2. zou aftobben
  3. zou aftobben
  4. zouden aftobben
  5. zouden aftobben
  6. zouden aftobben
diversen
  1. tob af!
  2. tobt af!
  3. afgetobd
  4. aftobbende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aftobben:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sich abmühen aftobben aanpoten; afbeulen; afjakkeren; afsloven; flink aanpakken; hard werken; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen
sich abquälen aftobben