Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. aftrappen:
  2. aftrap:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aftrappen (Nederlands) in het Duits

aftrappen:

aftrappen werkwoord (trap af, trapt af, trapte af, trapten af, afgetrapt)

  1. aftrappen
  2. aftrappen
    anstoßen
    • anstoßen werkwoord (stoße an, stößt an, stieß an, stießt an, angestoßen)

Conjugations for aftrappen:

o.t.t.
  1. trap af
  2. trapt af
  3. trapt af
  4. trappen af
  5. trappen af
  6. trappen af
o.v.t.
  1. trapte af
  2. trapte af
  3. trapte af
  4. trapten af
  5. trapten af
  6. trapten af
v.t.t.
  1. heb afgetrapt
  2. hebt afgetrapt
  3. heeft afgetrapt
  4. hebben afgetrapt
  5. hebben afgetrapt
  6. hebben afgetrapt
v.v.t.
  1. had afgetrapt
  2. had afgetrapt
  3. had afgetrapt
  4. hadden afgetrapt
  5. hadden afgetrapt
  6. hadden afgetrapt
o.t.t.t.
  1. zal aftrappen
  2. zult aftrappen
  3. zal aftrappen
  4. zullen aftrappen
  5. zullen aftrappen
  6. zullen aftrappen
o.v.t.t.
  1. zou aftrappen
  2. zou aftrappen
  3. zou aftrappen
  4. zouden aftrappen
  5. zouden aftrappen
  6. zouden aftrappen
diversen
  1. trap af!
  2. trapt af!
  3. afgetrapt
  4. aftrappende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aftrappen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anstoßen aftrappen aankloppen; aanstoten; aantikken; een por geven; kloppen; porren; proosten; stoten; tikken
von sich treten aftrappen
wegtreten aftrappen wegstoten; wegtrappen

Verwante woorden van "aftrappen":


aftrappen vorm van aftrap:

aftrap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de aftrap
    der Abstoß
    • Abstoß [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor aftrap:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abstoß aftrap doeltrap; uittrap

Verwante woorden van "aftrap":


Wiktionary: aftrap

aftrap
noun
  1. de eerste trap vanuit de middencirkel bij het begin van speeltijd van een voetbalwedstrijd

Cross Translation:
FromToVia
aftrap Anstoß coup d’envoi — (sport) commencement d’un match de sport.