Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. aftroggelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aftroggelen (Nederlands) in het Duits

aftroggelen:

aftroggelen werkwoord (troggel af, troggelt af, troggelde af, troggelden af, afgetroggeld)

  1. aftroggelen (inpikken; pikken; ontfutselen; )
    abhandenmachen; einstecken
    • abhandenmachen werkwoord
    • einstecken werkwoord (stecke ein, steckst ein, steckt ein, steckte ein, stecktet ein, eingesteckt)

Conjugations for aftroggelen:

o.t.t.
  1. troggel af
  2. troggelt af
  3. troggelt af
  4. troggelen af
  5. troggelen af
  6. troggelen af
o.v.t.
  1. troggelde af
  2. troggelde af
  3. troggelde af
  4. troggelden af
  5. troggelden af
  6. troggelden af
v.t.t.
  1. heb afgetroggeld
  2. hebt afgetroggeld
  3. heeft afgetroggeld
  4. hebben afgetroggeld
  5. hebben afgetroggeld
  6. hebben afgetroggeld
v.v.t.
  1. had afgetroggeld
  2. had afgetroggeld
  3. had afgetroggeld
  4. hadden afgetroggeld
  5. hadden afgetroggeld
  6. hadden afgetroggeld
o.t.t.t.
  1. zal aftroggelen
  2. zult aftroggelen
  3. zal aftroggelen
  4. zullen aftroggelen
  5. zullen aftroggelen
  6. zullen aftroggelen
o.v.t.t.
  1. zou aftroggelen
  2. zou aftroggelen
  3. zou aftroggelen
  4. zouden aftroggelen
  5. zouden aftroggelen
  6. zouden aftroggelen
diversen
  1. troggel af!
  2. troggelt af!
  3. afgetroggeld
  4. aftroggelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aftroggelen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aftroggelen (afbedelen; afsmeken)
    Ablisten; Abschmeicheln

Vertaal Matrix voor aftroggelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ablisten afbedelen; afsmeken; aftroggelen troggelarij
Abschmeicheln afbedelen; afsmeken; aftroggelen aftronen; troggelarij
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abhandenmachen afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
einstecken afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken aannemen; aanvaarden; accepteren; binnenkrijgen; binnensteken; cadeau aannemen; insteken; op de bus doen; opslokken; posten; zwelgen

Wiktionary: aftroggelen

aftroggelen
verb
  1. door aanhoudende vriendelijke bede en zoet gevlei ietst van iemand verkrijgen, op slinkse manier loskrijgen