Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. baasje:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor baasje (Nederlands) in het Duits

baasje:

baasje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het baasje (klein kereltje)
    der Bursche; der Bube; der Knirps; Kerlchen
    • Bursche [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Bube [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Knirps [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kerlchen [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor baasje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bube baasje; klein kereltje jochie; jongetje; kleine jongen
Bursche baasje; klein kereltje gast; gozer; jonge knaap; jongeling; jongeman; kerel; knakker; knul; man; vent
Kerlchen baasje; klein kereltje dreumes; gast; gozer; hummel; joch; jochie; kerel; klein jongetje; klein kind; kleintje; knakker; knul; man; peuter; uk; vent; ventje; worm; wurm
Knirps baasje; klein kereltje aardmannetje; boosaardige kabouter; dreumes; gnoom; hummel; jochie; kabouter; klein jongetje; klein kind; kleintje; kobold; onderdeurtje; peuter; uk; worm; wurm

Verwante woorden van "baasje":

  • baasjes