Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. baseren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor baseren (Nederlands) in het Duits

baseren:

baseren werkwoord (baseer, baseert, baseerde, baseerden, gebaseerd)

  1. baseren (funderen)

Conjugations for baseren:

o.t.t.
  1. baseer
  2. baseert
  3. baseert
  4. baseren
  5. baseren
  6. baseren
o.v.t.
  1. baseerde
  2. baseerde
  3. baseerde
  4. baseerden
  5. baseerden
  6. baseerden
v.t.t.
  1. heb gebaseerd
  2. hebt gebaseerd
  3. heeft gebaseerd
  4. hebben gebaseerd
  5. hebben gebaseerd
  6. hebben gebaseerd
v.v.t.
  1. had gebaseerd
  2. had gebaseerd
  3. had gebaseerd
  4. hadden gebaseerd
  5. hadden gebaseerd
  6. hadden gebaseerd
o.t.t.t.
  1. zal baseren
  2. zult baseren
  3. zal baseren
  4. zullen baseren
  5. zullen baseren
  6. zullen baseren
o.v.t.t.
  1. zou baseren
  2. zou baseren
  3. zou baseren
  4. zouden baseren
  5. zouden baseren
  6. zouden baseren
diversen
  1. baseer!
  2. baseert!
  3. gebaseerd
  4. baserende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor baseren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begründen auf baseren; funderen
beruhen auf baseren; funderen steunen op

Wiktionary: baseren

baseren
verb
  1. (overgankelijk) ~ op: gronden, doen steunen
baseren
verb
  1. auf einer Sache aufbauen, etwas zur Grundlage haben

Cross Translation:
FromToVia
baseren basieren base — have as its foundation or starting point
baseren fundieren; gründen; begründen fonderasseoir un bâtiment, un édifice sur des fondements.

Verwante vertalingen van baseren