Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. bedoezelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bedoezelen (Nederlands) in het Duits

bedoezelen:

bedoezelen werkwoord (bedoezel, bedoezelt, bedoezelde, bedoezelden, bedoezeld)

  1. bedoezelen
    beschmutzen
    • beschmutzen werkwoord (beschmutze, beschmutzt, beschmutzte, beschmutztet, beschmutzt)

Conjugations for bedoezelen:

o.t.t.
  1. bedoezel
  2. bedoezelt
  3. bedoezelt
  4. bedoezelen
  5. bedoezelen
  6. bedoezelen
o.v.t.
  1. bedoezelde
  2. bedoezelde
  3. bedoezelde
  4. bedoezelden
  5. bedoezelden
  6. bedoezelden
v.t.t.
  1. heb bedoezeld
  2. hebt bedoezeld
  3. heeft bedoezeld
  4. hebben bedoezeld
  5. hebben bedoezeld
  6. hebben bedoezeld
v.v.t.
  1. had bedoezeld
  2. had bedoezeld
  3. had bedoezeld
  4. hadden bedoezeld
  5. hadden bedoezeld
  6. hadden bedoezeld
o.t.t.t.
  1. zal bedoezelen
  2. zult bedoezelen
  3. zal bedoezelen
  4. zullen bedoezelen
  5. zullen bedoezelen
  6. zullen bedoezelen
o.v.t.t.
  1. zou bedoezelen
  2. zou bedoezelen
  3. zou bedoezelen
  4. zouden bedoezelen
  5. zouden bedoezelen
  6. zouden bedoezelen
diversen
  1. bedoezel!
  2. bedoezelt!
  3. bedoezeld
  4. bedoezelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bedoezelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beschmutzen bedoezelen afgeven; bevlekken; bevuilen; kladden; knoeien; morsen; smetten; verontreinigen; vervuilen; vies maken; viesmaken; vlekken; vuil maken; vuilmaken