Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. beperktheid:
  2. beperkt:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beperktheid (Nederlands) in het Duits

beperktheid:

beperktheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de beperktheid (eenzijdigheid)
    die Beschränktheit; die Voreingenommenheit; die Kleinlichkeit; die Kleinmütigkeit

Vertaal Matrix voor beperktheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Beschränktheit beperktheid; eenzijdigheid bekrompenheid; benepenheid; geborneerdheid; kleingeestigheid; kleinzieligheid
Kleinlichkeit beperktheid; eenzijdigheid bekrompenheid; engdenkendheid; engheid; geborneerdheid; kleingeestigheid; kleinzieligheid
Kleinmütigkeit beperktheid; eenzijdigheid bekrompenheid; benepenheid; geborneerdheid; kleingeestigheid; kleinzieligheid
Voreingenommenheit beperktheid; eenzijdigheid vooringenomenheid; vooroordeel

Verwante woorden van "beperktheid":


beperkt:

beperkt bijvoeglijk naamwoord

  1. beperkt (begrensd)
    begrenzt; beschränkt
  2. beperkt (gelimiteerd; geborneerd)
    begrenzt; beschränkt; limitiert; bedingt

Vertaal Matrix voor beperkt:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedingt beperkt; geborneerd; gelimiteerd aan een kant beschrijfbaar; conditioneel; eenzijdig; voorwaardelijk
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begrenzt begrensd; beperkt; geborneerd; gelimiteerd aan een kant beschrijfbaar; eenzijdig
beschränkt begrensd; beperkt; geborneerd; gelimiteerd aan een kant beschrijfbaar; bekrompen; benepen; bourgeois; burgerlijk; burgermannetjesachtig; eenzijdig; geringer gemaakt; ingekrompen; ingeslonken; kleinburgerlijk; kleingeestig; kleinzielig; kneuterig; verminderd
limitiert beperkt; geborneerd; gelimiteerd

Verwante woorden van "beperkt":


Wiktionary: beperkt


Cross Translation:
FromToVia
beperkt behindert handicapped — having a handicap