Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. dompen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dompen (Nederlands) in het Duits

dompen:

dompen werkwoord (domp, dompt, dompte, dompten, gedompt)

  1. dompen (omver kiepen; kantelen; kiepen)
    kippen; kentern; umfallen
    • kippen werkwoord (kippe, kippst, kippt, kippte, kipptet, gekippt)
    • kentern werkwoord (kentere, kenterst, kentert, kenterte, kentertet, gekentert)
    • umfallen werkwoord

Conjugations for dompen:

o.t.t.
  1. domp
  2. dompt
  3. dompt
  4. dompen
  5. dompen
  6. dompen
o.v.t.
  1. dompte
  2. dompte
  3. dompte
  4. dompten
  5. dompten
  6. dompten
v.t.t.
  1. heb gedompt
  2. hebt gedompt
  3. heeft gedompt
  4. hebben gedompt
  5. hebben gedompt
  6. hebben gedompt
v.v.t.
  1. had gedompt
  2. had gedompt
  3. had gedompt
  4. hadden gedompt
  5. hadden gedompt
  6. hadden gedompt
o.t.t.t.
  1. zal dompen
  2. zult dompen
  3. zal dompen
  4. zullen dompen
  5. zullen dompen
  6. zullen dompen
o.v.t.t.
  1. zou dompen
  2. zou dompen
  3. zou dompen
  4. zouden dompen
  5. zouden dompen
  6. zouden dompen
diversen
  1. domp!
  2. dompt!
  3. gedompt
  4. dompend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor dompen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kentern dompen; kantelen; kiepen; omver kiepen kantelen; kapseizen; kenteren; om het lijf slaan; omkantelen; omklappen; omslaan; over een kant vallen
kippen dompen; kantelen; kiepen; omver kiepen buitelen; duikelen; flikkeren; kantelen; kelderen; kiepen; kieperen; omkantelen; omklappen; over een kant vallen; overkiepen; tuimelen; vallen
umfallen dompen; kantelen; kiepen; omver kiepen buitelen; duikelen; flikkeren; kelderen; kiepen; kieperen; omrollen; omvallen; omvervallen; tuimelen; vallen