Nederlands

Uitgebreide vertaling voor doorzien (Nederlands) in het Duits

doorzien:

doorzien werkwoord (doorzie, doorziet, doorzag, doorzagen, doorzien)

  1. doorzien (beseffen; realiseren; onderkennen; inzien)
    realisieren; erkennen; einsehen; verstehen; fassen; begreifen; durchschauen; kapieren
    • realisieren werkwoord (realisiere, realisierst, realisiert, realisierte, realisiertet, realisiert)
    • erkennen werkwoord (erkenne, erkennst, erkennt, erkannte, erkanntet, erkannt)
    • einsehen werkwoord (sehe ein, siehst ein, sieht ein, sah ein, saht ein, eingesehen)
    • verstehen werkwoord (verstehe, verstehst, versteht, verstand, verstandet, verstanden)
    • fassen werkwoord (fasse, fasst, fasste, fasstet, gefasst)
    • begreifen werkwoord (begreife, begreifst, begreift, begriff, begrifft, begriffen)
    • durchschauen werkwoord (durchschaue, durchschaust, durchschaut, durchschaute, durchschautet, durchschaut)
    • kapieren werkwoord (kapiere, kapierst, kapiert, kapierte, kapiertet, kapiert)
  2. doorzien (doorhebben)
    durchsehen; erkennen; durchschauen; kapieren
    • durchsehen werkwoord (durchsehe, durchsiehst, durchsieht, durchsah, durchsaht, durchgesehen)
    • erkennen werkwoord (erkenne, erkennst, erkennt, erkannte, erkanntet, erkannt)
    • durchschauen werkwoord (durchschaue, durchschaust, durchschaut, durchschaute, durchschautet, durchschaut)
    • kapieren werkwoord (kapiere, kapierst, kapiert, kapierte, kapiertet, kapiert)

Conjugations for doorzien:

o.t.t.
  1. doorzie
  2. doorziet
  3. doorziet
  4. doorzien
  5. doorzien
  6. doorzien
o.v.t.
  1. doorzag
  2. doorzag
  3. doorzag
  4. doorzagen
  5. doorzagen
  6. doorzagen
v.t.t.
  1. heb doorzien
  2. hebt doorzien
  3. heeft doorzien
  4. hebben doorzien
  5. hebben doorzien
  6. hebben doorzien
v.v.t.
  1. had doorzien
  2. had doorzien
  3. had doorzien
  4. hadden doorzien
  5. hadden doorzien
  6. hadden doorzien
o.t.t.t.
  1. zal doorzien
  2. zult doorzien
  3. zal doorzien
  4. zullen doorzien
  5. zullen doorzien
  6. zullen doorzien
o.v.t.t.
  1. zou doorzien
  2. zou doorzien
  3. zou doorzien
  4. zouden doorzien
  5. zouden doorzien
  6. zouden doorzien
diversen
  1. doorzie!
  2. doorziet!
  3. doorzien
  4. doorziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

doorzien bijvoeglijk naamwoord

  1. doorzien (doorgrond)
    klar; offensichtlich; deutlich; sonnenklar

Vertaal Matrix voor doorzien:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begreifen beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; begrijpen; doorzien hebben; grijpen; inzien; leerstof beheersen; met het verstand vatten; onder de knie hebben; opvatten; snappen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten; verstaan
durchschauen beseffen; doorhebben; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren beginnen te snappen; begrijpen; doorkrijgen; doorzien hebben; erdoorheen kijken; erdoorheen zien; inzien; met het verstand vatten; snappen
durchsehen doorhebben; doorzien beginnen te snappen; door kijken; doorkijken; doorkrijgen; erdoorheen kijken; erdoorheen zien; inkijken; inzien
einsehen beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren begrijpen; doorzien hebben; goed vinden; inkijken; inzien; met het verstand vatten; opvatten; snappen; toestaan; toestemmen
erkennen beseffen; doorhebben; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren begrijpen; bemerken; bespeuren; doorzien hebben; een ereteken geven; gewaarworden; inzien; merken; met het verstand vatten; onderscheiden; ontwaren; snappen; te zien krijgen; van elkaar onderscheiden; voelen; waarnemen; zien
fassen beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren aanhouden; aanklampen; aanpakken; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; begrijpen; betrappen; gevangennemen; grijpen; iets bemachtigen; inrekenen; inzien; klauwen; met het verstand vatten; nuttigen; obsederen; oppakken; pakken; snappen; te pakken krijgen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verkrijgen; verschalken; verstrikken; zich beheersen
kapieren beseffen; doorhebben; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren beginnen te snappen; begrijpen; doorkrijgen; doorzien hebben; inzien; met het verstand vatten; snappen; verstaan
realisieren beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; verwezenlijken
verstehen beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren begrijpen; doorzien hebben; inzien; met het verstand vatten; opvatten; snappen; verstaan
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deutlich doorgrond; doorzien aanschouwelijk; algemeen begrijpbaar; begrijpelijk; bevatbaar; bevattelijk; direct; duidelijk; flagrant; helder; herkenbaar; inzichtelijk; klaar als een klontje; onmiskenbaar; op heterdaad; overduidelijk; overzichtelijk; recht door zee; regelrecht; verhelderend; verstaanbaar; zo klaar als een klontje; zonneklaar
klar doorgrond; doorzien aanschouwelijk; af; afgedaan; afgelopen; begrijpelijk; bereidvaardig; direct; duidelijk; eenduidig; flagrant; gekookt; gereed; gewillig; geëindigd; helder; herkenbaar; klaar; klare; lichtgevend; lumineus; onbewolkt; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; op heterdaad; over; overduidelijk; paraat; recht door zee; regelrecht; uit; verhelderend; verstaanbaar; voltooid; voorbij; zo klaar als een klontje; zonneklaar
offensichtlich doorgrond; doorzien begrijpelijk; blijkbaar; direct; duidelijk; eenduidig; flagrant; helder; herkenbaar; klaarblijkelijk; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; op heterdaad; overduidelijk; recht door zee; regelrecht; verstaanbaar; zo klaar als een klontje; zonneklaar
sonnenklar doorgrond; doorzien begrijpelijk; direct; duidelijk; eenduidig; flagrant; helder; herkenbaar; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; op heterdaad; overduidelijk; recht door zee; regelrecht; verstaanbaar; zo klaar als een klontje; zonneklaar

Verwante woorden van "doorzien":

  • doorziene

Wiktionary: doorzien

doorzien
verb
  1. dóórzien, vluchtig iets lezen
  2. doorzíén, begrijpen, bevatten, doorgronden

Cross Translation:
FromToVia
doorzien enträtseln; raten; erraten; herausbekommen; ahnen; erahnen; vorhersagen; voraussagen; weissagen; prophezeihen devinerprédire ce qui doit arriver, découvrir, par des sortilèges, ce qui cacher.

Verwante vertalingen van doorzien