Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. droog:
  2. drogen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor droog (Nederlands) in het Duits

droog:

droog bijvoeglijk naamwoord

  1. droog (verdord; dor)
    trocken; dürr; karg; öde; vertrocknet; fruchtlos; welk; unfruchtbar
  2. droog (schraal; schriel)
    trocken; knapp; dürr; kärglich; karg; mager

Vertaal Matrix voor droog:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dürr dor; droog; schraal; schriel; verdord bar; benig; broodmager; dor; koud; laag van temperatuur; objectief; onbegroeid; onpartijdig; schraal; uitgemergeld; uitgeteerd
fruchtlos dor; droog; verdord ijdel; nutteloos; onbeduidend; tevergeefs; vergeefs; vruchteloos; zonder resultaat; zonder succes
karg dor; droog; schraal; schriel; verdord arm; armzalig; berooid; dor; dun; geen vet op de botten hebbende; iel; inferieur; karig; luttel; mager; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; onvolgroeid; pover; schamel; schraal; schriel; slecht; tweederangs; weinig; zwak
knapp droog; schraal; schriel armzalig; bekrompen; benepen; berooid; bondig; dichtbij; eng; in de buurt; karig; klein; kleingeestig; kleinzielig; krap; krap bij kas; mager; met weinig ruimte; nabij; nabijgelegen; nauw; nauwsluitend; niet overvloedig; ondermaats; pover; ragfijn; schamel; schraal; smal; smalletjes; strak; summier; van geringe afmeting; van geringe breedte; vlakbij
kärglich droog; schraal; schriel arm; armzalig; dor; dun; geen vet op de botten hebbende; iel; inferieur; karig; luttel; mager; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; onvolgroeid; pover; schamel; schraal; schriel; slecht; tweederangs; weinig; zwak
mager droog; schraal; schriel armzalig; dun; geen vet op de botten hebbende; halfvet; iel; karig; laagcalorisch; luttel; mager; pover; schamel; schraal; schriel; vetarm; weinig
trocken dor; droog; schraal; schriel; verdord dor; droge; leukweg; onbewaakt; schraal; vochtvrij
unfruchtbar dor; droog; verdord bar; dor; infertiel; onbegroeid; onvruchtbaar; schraal
vertrocknet dor; droog; verdord
welk dor; droog; verdord bleek; flauw; flets; kleurloos; krukkig; onbeholpen; onhandig; pips; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; verschoten
öde dor; droog; verdord afgezaagd; afgezonderd; armzalig; bitter teleurgesteld; desolaat; doods; dor; eentonig; eenzaam; ellendig; karig; langdraadig; langdradig; langwijlig; lastig; mager; melig; monotoon; pover; rot; saai; schamel; schraal; slaapverwekkend; suf; taai; uitgestorven; verbitterd; vereenzaamd; verlaten; vervelend; zonder afleiding

Verwante woorden van "droog":


Antoniemen van "droog":


Verwante definities voor "droog":

  1. niet zoet van smaak1
    • dit is een droge wijn1
  2. wie grappige dingen op een serieuze manier zegt1
    • Nejdat maakte een droge opmerking1
  3. zonder vloeistof1
    • de was is droog1

Wiktionary: droog

droog
adjective
  1. geen of zeer weinig vocht bevattend.

Cross Translation:
FromToVia
droog trocken dry — free from liquid or moisture
droog ausgedörrt; ausgetrocknet parched — dry
droog sarkastisch; ironisch wry — dryly humorous

droog vorm van drogen:

drogen werkwoord (droog, droogt, droogde, droogden, gedroogd)

  1. drogen (droogmaken; afdrogen)
    abtrocknen; trocknen
    • abtrocknen werkwoord (trockne ab, trocknest ab, trocknet ab, trocknete ab, trocknetet ab, abgetrocknet)
    • trocknen werkwoord (trockne, trocknest, trocknet, trocknete, trocknetet, getrocknet)
  2. drogen (opdrogen)
    trocknen
    • trocknen werkwoord (trockne, trocknest, trocknet, trocknete, trocknetet, getrocknet)

Conjugations for drogen:

o.t.t.
  1. droog
  2. droogt
  3. droogt
  4. drogen
  5. drogen
  6. drogen
o.v.t.
  1. droogde
  2. droogde
  3. droogde
  4. droogden
  5. droogden
  6. droogden
v.t.t.
  1. heb gedroogd
  2. hebt gedroogd
  3. heeft gedroogd
  4. hebben gedroogd
  5. hebben gedroogd
  6. hebben gedroogd
v.v.t.
  1. had gedroogd
  2. had gedroogd
  3. had gedroogd
  4. hadden gedroogd
  5. hadden gedroogd
  6. hadden gedroogd
o.t.t.t.
  1. zal drogen
  2. zult drogen
  3. zal drogen
  4. zullen drogen
  5. zullen drogen
  6. zullen drogen
o.v.t.t.
  1. zou drogen
  2. zou drogen
  3. zou drogen
  4. zouden drogen
  5. zouden drogen
  6. zouden drogen
en verder
  1. is gedroogd
  2. zijn gedroogd
diversen
  1. droog!
  2. droogt!
  3. gedroogd
  4. drogend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor drogen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abtrocknen afdrogen; drogen; droogmaken
trocknen afdrogen; doen drogen; drogen; droogmaken; opdrogen indrogen; opdrogen; uitdrogen; verdorren; verdrogen

Verwante woorden van "drogen":


Wiktionary: drogen

drogen
verb
  1. vocht laten of doen verdampen
drogen
verb
  1. (transitiv) etwas, das nass ist, trocken machen; Feuchtigkeit entziehen
  2. (intransitiv) vom nassen in den trockenen Zustand übergehen; Feuchtigkeit verlieren

Cross Translation:
FromToVia
drogen trocknen dry — to make dry

Verwante vertalingen van droog