Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. emmeren:
  2. emmer:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor emmeren (Nederlands) in het Duits

emmeren:

emmeren werkwoord

  1. emmeren
    weinen; heulen; schluchzen; wimmern; jammern; winseln; flennen
    • weinen werkwoord (weine, weinst, weint, weinte, weintet, geweint)
    • heulen werkwoord (heule, heulst, heult, heulte, heultet, geheult)
    • schluchzen werkwoord (schluchze, schluchzest, schluchzt, schluchzte, schluchztet, geschluchzt)
    • wimmern werkwoord (wimmere, wimmerst, wimmert, wimmerte, wimmertet, gewimmert)
    • jammern werkwoord (jammre, jammerst, jammert, jammerte, jammertet, gejammert)
    • winseln werkwoord (winsele, winselst, winselt, winselte, winseltet, gewinselt)
    • flennen werkwoord (flenne, flennst, flennt, flennte, flenntet, geflennt)

Vertaal Matrix voor emmeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flennen emmeren etteren; grienen; griepen; huilen; janken; klieren; sniffen; snikken; snotteren; wenen; zeiken
heulen emmeren blèren; brullen; gillen; het uitgillen; huilen; janken; krijsen; schreien; sniffen; snikken; snotteren; uitroepen; uitschreeuwen; wenen
jammern emmeren etteren; griepen; huilen; jammeren; jeremiëren; klieren; schreien; weeklagen; zeiken
schluchzen emmeren janken; snikken
weinen emmeren brullen; huilen; janken; krijsen; schreien; wenen
wimmern emmeren etteren; griepen; jammeren; jeremiëren; kermen; klieren; kreunen; steunen; weeklagen; zeiken
winseln emmeren etteren; griepen; jammeren; jeremiëren; kermen; klieren; kreunen; steunen; weeklagen; zeiken

Verwante woorden van "emmeren":



emmeren vorm van emmer:

emmer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de emmer (vat; barrel; ton; )
    Faß; die Tonne; der Eimer; der Kübel; der Bottich; der Trog; die Wanne; die Schüssel
    • Faß [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Tonne [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Eimer [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kübel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Bottich [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Trog [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Wanne [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Schüssel [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor emmer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bottich bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat
Eimer bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat schepemmers
Faß bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat
Kübel bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat
Schüssel bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat bak; etensbak; handkar; kar; ovenschaal; schaal; schaaltje
Tonne bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat
Trog bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat
Wanne bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat badkuip; kuip; teiltje; tobbe; waskuip

Verwante woorden van "emmer":

  • emmeren, emmers, emmertje, emmertjes

Wiktionary: emmer

emmer
noun
  1. hohes, rundes Gefäß, zumeist in Form eines Zylinders oder Kegelstumpfes, das mit einem beweglichen Henkel versehen ist und zur Aufbewahrung und/oder zum Transport, besonders von Flüssigkeiten, dient

Cross Translation:
FromToVia
emmer Eimer bucket — container
emmer Eimer; Kohleneimer scuttle — a container like an open bucket
emmer Behälter; Besteck; Krug; Bottich; Bütte; Wanne; Zober; Zuber baquet — Petit cuvier de bois qui a les bords assez bas.
emmer Eimer seau — Récipient cylindrique