Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. enteren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor enteren (Nederlands) in het Duits

enteren:

enteren werkwoord (enter, entert, enterde, enterden, geënterd)

  1. enteren
    entern
    • entern werkwoord (entere, enterst, entert, enterte, entertet, geentert)

Conjugations for enteren:

o.t.t.
  1. enter
  2. entert
  3. entert
  4. enteren
  5. enteren
  6. enteren
o.v.t.
  1. enterde
  2. enterde
  3. enterde
  4. enterden
  5. enterden
  6. enterden
v.t.t.
  1. heb geënterd
  2. hebt geënterd
  3. heeft geënterd
  4. hebben geënterd
  5. hebben geënterd
  6. hebben geënterd
v.v.t.
  1. had geënterd
  2. had geënterd
  3. had geënterd
  4. hadden geënterd
  5. hadden geënterd
  6. hadden geënterd
o.t.t.t.
  1. zal enteren
  2. zult enteren
  3. zal enteren
  4. zullen enteren
  5. zullen enteren
  6. zullen enteren
o.v.t.t.
  1. zou enteren
  2. zou enteren
  3. zou enteren
  4. zouden enteren
  5. zouden enteren
  6. zouden enteren
en verder
  1. ben geënterd
  2. bent geënterd
  3. is geënterd
  4. zijn geënterd
  5. zijn geënterd
  6. zijn geënterd
diversen
  1. enter!
  2. entert!
  3. geënterd
  4. enterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor enteren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
entern enteren aan boord gaan; aan boord klimmen; verschepen

Wiktionary: enteren


Cross Translation:
FromToVia
enteren entern board — nautical: to capture an enemy ship
enteren aufhängen; hängen; haken; anhaken accrocher — Attacher, suspendre à un crochet, à un clou, à un portemanteau, etc. (Sens général).