Nederlands

Uitgebreide vertaling voor erbij tellen (Nederlands) in het Duits

erbij tellen:

erbij tellen werkwoord (tel erbij, telt erbij, telde erbij, telden erbij, erbij geteld)

  1. erbij tellen (erbij optellen; toevoegen)
    hinzufügen; beifügen; hinzuzählen; mitzählen; mitrechnen
    • hinzufügen werkwoord (füge hinzu, fügst hinzu, fügt hinzu, fügte hinzu, fügtet hinzu, hinzugefügt)
    • beifügen werkwoord (füge bei, fügst bei, fügt bei, fügte bei, fügtet bei, beigefügt)
    • hinzuzählen werkwoord (zähle hinzu, zählst hinzu, zählt hinzu, zählte hinzu, zähltet hinzu, hinzugezählt)
    • mitzählen werkwoord (zähle mit, zählst mit, zählt mit, zählte mit, zähltet mit, mitgezählt)
    • mitrechnen werkwoord (rechne mit, rechnest mit, rechnet mit, rechnete mit, rechnetet mit, mitgerechnet)
  2. erbij tellen (optellen; bijtellen; bijrekenen)
    aufzählen; hinzufügen; addieren; zusammenzählen; beilegen; beifügen; zurechnen; anfügen; hinzuzählen; beigeben
    • aufzählen werkwoord (zähle auf, zählst auf, zählt auf, zählte auf, zähltet auf, aufgezählt)
    • hinzufügen werkwoord (füge hinzu, fügst hinzu, fügt hinzu, fügte hinzu, fügtet hinzu, hinzugefügt)
    • addieren werkwoord (addiere, addierst, addiert, addierte, addiertet, addiert)
    • zusammenzählen werkwoord (zähle zusammen, zählst zusammen, zählt zusammen, zählte zusammen, zähltet zusammen, zusammengezählt)
    • beilegen werkwoord (lege bei, legst bei, legt bei, legte bei, legtet bei, beigelegt)
    • beifügen werkwoord (füge bei, fügst bei, fügt bei, fügte bei, fügtet bei, beigefügt)
    • zurechnen werkwoord (rechne zu, rechnest zu, rechnet zu, rechnete zu, rechnetet zu, zugerechnet)
    • anfügen werkwoord (füge an, fügst an, fügt an, fügte an, fügtet an, angefügt)
    • hinzuzählen werkwoord (zähle hinzu, zählst hinzu, zählt hinzu, zählte hinzu, zähltet hinzu, hinzugezählt)
    • beigeben werkwoord (gebe bei, gibst bei, gibt bei, gab bei, gabt bei, beigegeben)

Conjugations for erbij tellen:

o.t.t.
  1. tel erbij
  2. telt erbij
  3. telt erbij
  4. tellen erbij
  5. tellen erbij
  6. tellen erbij
o.v.t.
  1. telde erbij
  2. telde erbij
  3. telde erbij
  4. telden erbij
  5. telden erbij
  6. telden erbij
v.t.t.
  1. heb erbij geteld
  2. hebt erbij geteld
  3. heeft erbij geteld
  4. hebben erbij geteld
  5. hebben erbij geteld
  6. hebben erbij geteld
v.v.t.
  1. had erbij geteld
  2. had erbij geteld
  3. had erbij geteld
  4. hadden erbij geteld
  5. hadden erbij geteld
  6. hadden erbij geteld
o.t.t.t.
  1. zal erbij tellen
  2. zult erbij tellen
  3. zal erbij tellen
  4. zullen erbij tellen
  5. zullen erbij tellen
  6. zullen erbij tellen
o.v.t.t.
  1. zou erbij tellen
  2. zou erbij tellen
  3. zou erbij tellen
  4. zouden erbij tellen
  5. zouden erbij tellen
  6. zouden erbij tellen
en verder
  1. is erbij geteld
  2. zijn erbij geteld
diversen
  1. tel erbij!
  2. telt erbij!
  3. erbij geteld
  4. erbij tellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor erbij tellen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anfügen aanvoegen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
addieren bijrekenen; bijtellen; erbij tellen; optellen
anfügen bijrekenen; bijtellen; erbij tellen; optellen aan mengsel toevoegen; bijdoen; bijmengen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; insluiten; toevoegen
aufzählen bijrekenen; bijtellen; erbij tellen; optellen opnoemen; opsommen; voortellen
beifügen bijrekenen; bijtellen; erbij optellen; erbij tellen; optellen; toevoegen aan mengsel toevoegen; aansluiten; bijdoen; bijmengen; bijsluiten; bijvoegen; erbij doen; erbij voegen; insluiten; toevoegen; voegen
beigeben bijrekenen; bijtellen; erbij tellen; optellen aan mengsel toevoegen; bijdoen; bijmengen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; toevoegen
beilegen bijrekenen; bijtellen; erbij tellen; optellen afdoen; afhandelen; beslechten; bijbetalen; bijdoen; bijleggen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; goedmaken; insluiten; kwijten; ruzie afsluiten; schikken; toevoegen; twist uit de weg ruimen; verzoenen; vrede sluiten
hinzufügen bijrekenen; bijtellen; erbij optellen; erbij tellen; optellen; toevoegen aan mengsel toevoegen; bijdoen; bijmengen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; insluiten; toevoegen
hinzuzählen bijrekenen; bijtellen; erbij optellen; erbij tellen; optellen; toevoegen erbij rekenen; meerekenen; meetellen
mitrechnen erbij optellen; erbij tellen; toevoegen erbij rekenen; meeberekenen; meerekenen; meetellen
mitzählen erbij optellen; erbij tellen; toevoegen erbij rekenen; meerekenen; meetellen
zurechnen bijrekenen; bijtellen; erbij tellen; optellen toeschrijven
zusammenzählen bijrekenen; bijtellen; erbij tellen; optellen samentellen

Verwante vertalingen van erbij tellen