Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. fungeren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor fungeren (Nederlands) in het Duits

fungeren:

fungeren werkwoord (fungeer, fungeert, fungeerde, fungeerden, gefungeerd)

  1. fungeren (optreden als)
    fungieren; auftreten; agieren
    • fungieren werkwoord (fungiere, fungierst, fungiert, fungierte, fungiertet, fungiert)
    • auftreten werkwoord (trete auf, trittst auf, tritt auf, trat auf, tratet auf, aufgetreten)
    • agieren werkwoord (agiere, agierst, agiert, agierte, agiertet, agiert)

Conjugations for fungeren:

o.t.t.
  1. fungeer
  2. fungeert
  3. fungeert
  4. fungeren
  5. fungeren
  6. fungeren
o.v.t.
  1. fungeerde
  2. fungeerde
  3. fungeerde
  4. fungeerden
  5. fungeerden
  6. fungeerden
v.t.t.
  1. heb gefungeerd
  2. hebt gefungeerd
  3. heeft gefungeerd
  4. hebben gefungeerd
  5. hebben gefungeerd
  6. hebben gefungeerd
v.v.t.
  1. had gefungeerd
  2. had gefungeerd
  3. had gefungeerd
  4. hadden gefungeerd
  5. hadden gefungeerd
  6. hadden gefungeerd
o.t.t.t.
  1. zal fungeren
  2. zult fungeren
  3. zal fungeren
  4. zullen fungeren
  5. zullen fungeren
  6. zullen fungeren
o.v.t.t.
  1. zou fungeren
  2. zou fungeren
  3. zou fungeren
  4. zouden fungeren
  5. zouden fungeren
  6. zouden fungeren
diversen
  1. fungeer!
  2. fungeert!
  3. gefungeerd
  4. fungerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor fungeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agieren fungeren; optreden als ageren; handelen
auftreten fungeren; optreden als acteren; een rol vertolken; figureren; opentrappen; optreden; optreden tegen; performen; spelen; toneelspelen
fungieren fungeren; optreden als

Wiktionary: fungeren


Cross Translation:
FromToVia
fungeren fungieren function — to have a function