Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gebondenheid (Nederlands) in het Duits

gebondenheid:

gebondenheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de gebondenheid (het gebonden zijn; band; binding)
    Band; Bündnis; Verbunden sein
  2. de gebondenheid (binding; band)
    Band; die Bindung; die Gebundenheit; Bündnis; die Verbindung; die Affinität

Vertaal Matrix voor gebondenheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Affinität band; binding; gebondenheid affiniteit
Band band; binding; gebondenheid; het gebonden zijn band; blaaskapel; boekdeel; bundel; deel; fanfare; fanfarekorps; gedichtenbundel; geluidsniveau; harmonie; kapel; muziekkorps; volume
Bindung band; binding; gebondenheid aansluiting; akkoord; band; binding; bond; bondgenootschap; connectie; federatie; gegevensbinding; geluidsniveau; liaison; liga; link; pact; relatie; samenhang; unie; verband; verbinding; verbond; verdrag; volume
Bündnis band; binding; gebondenheid; het gebonden zijn akkoord; band; binding; bond; bondgenootschap; broederschap; coöperatie; federatie; genootschap; liga; pact; samenwerkingsverband; sociëteit; unie; verbond; verdrag; vereniging
Gebundenheit band; binding; gebondenheid akkoord; band; binding; bond; bondgenootschap; federatie; liga; pact; unie; verbintenis; verbond; verdrag; verplichting
Verbindung band; binding; gebondenheid aaneenkoppeling; aaneensluiting; aaneenvoeging; aansluiting; affaire; akkoord; alliantie; associatie; avontuurtje; band; bereikbaarheid; binding; bond; bondgenootschap; broederschap; coalitie; connectie; connectiviteit; contact; correlatie; coöperatie; federatie; genootschap; koppeling; las; liaison; liefdesrelatie; liga; link; onderling verband; pact; relatie; samenhang; samenvoeging; samenwerkingsverband; schakel; slippertje; sociëteit; studentenbond; studentenvereniging; unie; verband; verbinding; verbond; verdrag; vereniging; verhouding; verloving; verwantschap
Verbunden sein band; binding; gebondenheid; het gebonden zijn

Verwante woorden van "gebondenheid":


gebondenheid vorm van gebonden:

gebonden bijvoeglijk naamwoord

  1. gebonden (niet vrij)
    gezwungen; verbindlich; verpflichtet; obligatorisch; unfrei
  2. gebonden
    gebunden

Vertaal Matrix voor gebonden:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gebunden gebonden onvrij; smeuig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gezwungen gebonden; niet vrij dwangmatig; gedwongen; geforceerd; gemaakt; gemaakte gevoelens; obligaat; obligatoir; onnatuurlijk; onvrij; onvrijwillig; vereist; verplicht
obligatorisch gebonden; niet vrij obligaat; obligatoir; reglementair; vereist; verplicht
unfrei gebonden; niet vrij onvrij
verbindlich gebonden; niet vrij obligaat; obligatoir; reglementair; vereist; verplicht; verplicht zijn aan; verplichtend
verpflichtet gebonden; niet vrij gedwongen; geforceerd; obligaat; obligatoir; onvrijwillig; reglementair; vereist; verplicht

Verwante woorden van "gebonden":


Wiktionary: gebonden


Cross Translation:
FromToVia
gebonden legato; gebunden legato — music: smoothly, in a connected manner
gebonden dicht; gedrängt; geschlossen; undurchdringlich denseépais, compact, dont les parties nous paraissent plus épaisses ou plus serrées.