Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. gekruid:
  2. kruiden:
  3. kruien:
  4. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gekruid (Nederlands) in het Duits

gekruid:

gekruid bijvoeglijk naamwoord

  1. gekruid (pittig; heet; pikant; hartig; gepeperd)
    gewürzt; würzig; gepfeffert; pikant; herzhaft; feurig; scharf
  2. gekruid (kruidig; hartig; pittig; gepeperd)
    gewürzt; würzig; gepfeffert; scharf

Vertaal Matrix voor gekruid:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
feurig gekruid; gepeperd; hartig; heet; pikant; pittig brandend; erg; fel; fonkelend; geagiteerd; geil; gepassioneerd; gloedvol; gloeiend; hartstochtelijk; heet; heetbloedig; heethoofdig; heftig; hevig; hitsig; krachtig; levendig; meedogenloos; met hevige passie; opgewonden; seksueel opgewonden; stormachtig; temperamentvol; verhit; vlammend; vurig; warm; warmbloedig; wreed
gepfeffert gekruid; gepeperd; hartig; heet; kruidig; pikant; pittig heet; pikant; scherp; scherp van smaak
gewürzt gekruid; gepeperd; hartig; heet; kruidig; pikant; pittig
herzhaft gekruid; gepeperd; hartig; heet; pikant; pittig hartig; zoutig
pikant gekruid; gepeperd; hartig; heet; pikant; pittig hartig; heet; pikant; pittig; scherp; scherp van smaak; smaak prikkelend; zoutig
scharf gekruid; gepeperd; hartig; heet; kruidig; pikant; pittig agressief; barbaars; beestachtig; bijtend; bijterig; bits; brandend; bruut; fel; felle; fonkelend; geducht; gewelddadig; gloeiend; goed snijdend; hanig; heet; heftig; hel; hevig; in hoge mate; inbijtend; inhumaan; invretend; inwerkend; kattig; messcherp; met sarcasme; monsterlijk; onbeheerst; onmenselijk; onstuimig; onvriendelijk; pikant; pinnig; pittig; sarcastisch; scherp; scherp van smaak; scherpgerand; smaak prikkelend; snauwerig; snibbig; spinnig; vinnig; vlijmend; vlijmscherp; vurig; warm; wreed
würzig gekruid; gepeperd; hartig; heet; kruidig; pikant; pittig hartig; heet; pikant; scherp; scherp van smaak; zoutig

Wiktionary: gekruid


Cross Translation:
FromToVia
gekruid würzig; gewürzt; pikant spicy — containing spice

kruiden:

kruiden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de kruiden (specerijen; smaakstoffen)
    die Kräuter; die Würze
    • Kräuter [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Würze [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. de kruiden (kruiderij)
    Aroma
    • Aroma [das ~] zelfstandig naamwoord

kruiden werkwoord (kruid, kruidt, kruidde, kruidden, gekruid)

  1. kruiden (kruiden toevoegen)
    würzen
    • würzen werkwoord (würze, würzst, würzt, würzte, würztet, gewürzt)

Conjugations for kruiden:

o.t.t.
  1. kruid
  2. kruidt
  3. kruidt
  4. kruiden
  5. kruiden
  6. kruiden
o.v.t.
  1. kruidde
  2. kruidde
  3. kruidde
  4. kruidden
  5. kruidden
  6. kruidden
v.t.t.
  1. heb gekruid
  2. hebt gekruid
  3. heeft gekruid
  4. hebben gekruid
  5. hebben gekruid
  6. hebben gekruid
v.v.t.
  1. had gekruid
  2. had gekruid
  3. had gekruid
  4. hadden gekruid
  5. hadden gekruid
  6. hadden gekruid
o.t.t.t.
  1. zal kruiden
  2. zult kruiden
  3. zal kruiden
  4. zullen kruiden
  5. zullen kruiden
  6. zullen kruiden
o.v.t.t.
  1. zou kruiden
  2. zou kruiden
  3. zou kruiden
  4. zouden kruiden
  5. zouden kruiden
  6. zouden kruiden
en verder
  1. ben gekruid
  2. bent gekruid
  3. is gekruid
  4. zijn gekruid
  5. zijn gekruid
  6. zijn gekruid
diversen
  1. kruid!
  2. kruidt!
  3. gekruid
  4. kruidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kruiden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Aroma kruiden; kruiderij aroma; bouquet; geur; geurstof; geurtje; lucht; marinade; reuk; smaakversterker; toebereiding
Kräuter kruiden; smaakstoffen; specerijen
Würze kruiden; smaakstoffen; specerijen kruid; kruiderij; marinade; specerij; toebereiding
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
würzen kruiden; kruiden toevoegen

Wiktionary: kruiden

kruiden
verb
  1. specerij bij een gerecht doen
kruiden
noun
  1. Pflanzenteile (besonders von Kraut), die gemahlen oder ganz einer Speise beigemengt werden, um ihren Geschmack zu verbessern

Cross Translation:
FromToVia
kruiden würzen season — to flavour food
kruiden würzen spice — to add spice or spices to
kruiden würzen assaisonner — En cuisine
kruiden Kräuter fines herbes — (cuisine) herbes menues qui se mettent sur la salade ou qui s’emploient dans les ragoûts, comme l’estragon, le cerfeuil, le persil, la pimprenelle, etc.

gekruid vorm van kruien:

kruien werkwoord (krui, kruit, kruide, kruiden, gekruid)

  1. kruien (karren)
    karren; fahren; schieben
    • karren werkwoord (karre, karrst, karrt, karrte, karrtet, gekarrt)
    • fahren werkwoord (fahre, fährst, fährt, fuhr, fuhrt, gefahren)
    • schieben werkwoord (schiebe, schiebst, schiebt, schob, schobt, geschoben)

Conjugations for kruien:

o.t.t.
  1. krui
  2. kruit
  3. kruit
  4. kruien
  5. kruien
  6. kruien
o.v.t.
  1. kruide
  2. kruide
  3. kruide
  4. kruiden
  5. kruiden
  6. kruiden
v.t.t.
  1. heb gekruid
  2. hebt gekruid
  3. heeft gekruid
  4. hebben gekruid
  5. hebben gekruid
  6. hebben gekruid
v.v.t.
  1. had gekruid
  2. had gekruid
  3. had gekruid
  4. hadden gekruid
  5. hadden gekruid
  6. hadden gekruid
o.t.t.t.
  1. zal kruien
  2. zult kruien
  3. zal kruien
  4. zullen kruien
  5. zullen kruien
  6. zullen kruien
o.v.t.t.
  1. zou kruien
  2. zou kruien
  3. zou kruien
  4. zouden kruien
  5. zouden kruien
  6. zouden kruien
diversen
  1. krui!
  2. kruit!
  3. gekruid
  4. kruiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kruien:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fahren karren; kruien aan het stuur zitten; karren; rijden; sturen; zenden
karren karren; kruien
schieben karren; kruien aanduwen; dringen; duwen; een por geven; een prestatie leveren; functioneren; knorren; knorrend geluid maken; porren; presteren; schuiven; stoten; voortschuiven; zwart verhandelen