Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. geneesheer:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geneesheer (Nederlands) in het Duits

geneesheer:

geneesheer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de geneesheer (arts; dokter; medicus)
    der Arzt; der Doktor
    • Arzt [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Doktor [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor geneesheer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Arzt arts; dokter; geneesheer; medicus dokter; mijnheer de dokter
Doktor arts; dokter; geneesheer; medicus Dr; doctor; mijnheer de dokter

Verwante woorden van "geneesheer":

  • geneesheren

Wiktionary: geneesheer

geneesheer
noun
  1. beroep|nld (medisch, nld) arts; dokter
    • geneesheerArzt
geneesheer
noun
  1. Heilkundiger, der ein Medizinstudium abgeschlossen hat und nach Erlangung der medizinischen Approbation körperliche und seelische Krankheiten behandelt

Cross Translation:
FromToVia
geneesheer Arzt; Doktor; Lehrer docteur — À trier
geneesheer Arzt; Doktor médecin — Personne soignant les maladies