Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geveinsd (Nederlands) in het Duits

geveinsd:

geveinsd bijvoeglijk naamwoord

  1. geveinsd (fictief; denkbeeldig; aangenomen; verdicht; gefingeerd)
    fiktiv; erdichtet
  2. geveinsd (gehuicheld)
    heuchlerisch; geheuchelt; vorgeschützt

Vertaal Matrix voor geveinsd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
erdichtet aangenomen; denkbeeldig; fictief; gefingeerd; geveinsd; verdicht bedacht; denkbeeldig; fictief; gefantaseerd; gefingeerd; verzonnen
fiktiv aangenomen; denkbeeldig; fictief; gefingeerd; geveinsd; verdicht bedacht; bedrieglijk; denkbeeldig; fantastisch; fictief; gefingeerd; hypothetisch; illusoir; imaginair; ingebeeld; misleidend; verzonnen
geheuchelt gehuicheld; geveinsd
heuchlerisch gehuicheld; geveinsd huichelachtig; huichelend; onoprecht; veinzend; voorwendend
vorgeschützt gehuicheld; geveinsd

Verwante woorden van "geveinsd":

  • geveinsdheid

Wiktionary: geveinsd


Cross Translation:
FromToVia
geveinsd gleisnerisch hypocrite — Se dit d’une personne ou d’une chose qui fait preuve d’hypocrisie. Relatif à l’hypocrisie.

veinzen:

veinzen werkwoord (veins, veinst, veinsde, veinsden, geveinsd)

  1. veinzen (fingeren; simuleren; voorwenden)
    simulieren; vortäuschen; sichverstellen; erfinden; vorgeben; spielen; vormachen; erdichten; heucheln; vortun
    • simulieren werkwoord (simuliere, simulierst, simuliert, simulierte, simuliertet, simuliert)
    • vortäuschen werkwoord (täusche vor, täuscht vor, täuschte vor, täuschtet vor, vorgetäuscht)
    • sichverstellen werkwoord
    • erfinden werkwoord (erfinde, erfindest, erfindet, erfand, erfandet, erfunden)
    • vorgeben werkwoord (gebe vor, gibst vor, gibt vor, gab vor, gabt vor, vorgegeben)
    • spielen werkwoord (spiele, spielst, spielt, spielte, spieltet, gespielt)
    • vormachen werkwoord (mache vor, machst vor, macht vor, machte vor, machtet vor, vorgemacht)
    • erdichten werkwoord (erdichte, erdichtest, erdichtet, erdichtete, erdichtetet, erdichtet)
    • heucheln werkwoord (heuchle, heuchelst, heuchelt, heuchelte, heucheltet, geheuchelt)
    • vortun werkwoord (tue vor, tust vor, tut vor, tat vor, tatet vor, vorgetan)

Conjugations for veinzen:

o.t.t.
  1. veins
  2. veinst
  3. veinst
  4. veinzen
  5. veinzen
  6. veinzen
o.v.t.
  1. veinsde
  2. veinsde
  3. veinsde
  4. veinsden
  5. veinsden
  6. veinsden
v.t.t.
  1. heb geveinsd
  2. hebt geveinsd
  3. heeft geveinsd
  4. hebben geveinsd
  5. hebben geveinsd
  6. hebben geveinsd
v.v.t.
  1. had geveinsd
  2. had geveinsd
  3. had geveinsd
  4. hadden geveinsd
  5. hadden geveinsd
  6. hadden geveinsd
o.t.t.t.
  1. zal veinzen
  2. zult veinzen
  3. zal veinzen
  4. zullen veinzen
  5. zullen veinzen
  6. zullen veinzen
o.v.t.t.
  1. zou veinzen
  2. zou veinzen
  3. zou veinzen
  4. zouden veinzen
  5. zouden veinzen
  6. zouden veinzen
diversen
  1. veins!
  2. veinst!
  3. geveinsd
  4. veinzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor veinzen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
erdichten fingeren; simuleren; veinzen; voorwenden bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorjokken; voorliegen; voorwenden
erfinden fingeren; simuleren; veinzen; voorwenden bedenken; beschouwen; bespiegelen; evolueren; fantaseren; in het leven roepen; maken; nadenken; ontwerpen; ontwikkelen; overdenken; overpeinzen; peinzen; scheppen; uitdenken; uitvinden; verdichten; verzinnen; voorjokken; voorliegen; voorwenden
heucheln fingeren; simuleren; veinzen; voorwenden draaien; huichelen; kolken; ronddraaien; voorbinden; voordoen
sichverstellen fingeren; simuleren; veinzen; voorwenden
simulieren fingeren; simuleren; veinzen; voorwenden
spielen fingeren; simuleren; veinzen; voorwenden acteren; doen alsof; dramatiseren; een rol vertolken; excelleren; gokken; met geld spelen; onderscheiden; optreden; overtreffen; performen; schitteren; spelen; toneelspelen; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken; zich aanstellen
vorgeben fingeren; simuleren; veinzen; voorwenden iemand begunstigen; voorin schuiven; voorschuiven; voorspiegelen; voortrekken
vormachen fingeren; simuleren; veinzen; voorwenden voorbinden; voordoen; wijsmaken
vortun fingeren; simuleren; veinzen; voorwenden voorbinden; voordoen
vortäuschen fingeren; simuleren; veinzen; voorwenden iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken

Wiktionary: veinzen

veinzen
verb
  1. zich onecht voordoen

Cross Translation:
FromToVia
veinzen fingieren; vortäuschen affect — to make a false display of
veinzen ausdenken feign — to give a mental existence to something
veinzen fingieren; vormachen; vortäuschen; vorgeben feign — to make a false copy