Nederlands

Uitgebreide vertaling voor graad (Nederlands) in het Duits

graad:

graad [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de graad (gradatie; mate)
    Maß; der Grad; die Gradation; die Skala
    • Maß [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Grad [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gradation [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Skala [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. de graad
    der Grad; Niveau; die Stellung; die Gradation; der Rang; der Doktorentitel
    • Grad [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Niveau [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Stellung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Gradation [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Rang [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Doktorentitel [der ~] zelfstandig naamwoord
  3. de graad (militaire rang)
    der Grad; der Rang
    • Grad [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Rang [der ~] zelfstandig naamwoord
  4. de graad (wetenschappelijke graad)
    der Grad; der Titel; der Wissenschaftlicher Grad; der Rang
  5. de graad (peil; niveau)
    Niveau; der Grad; die Gradation; die Stellung; der Rang
    • Niveau [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Grad [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gradation [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Stellung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Rang [der ~] zelfstandig naamwoord
  6. de graad (thermometergraad; warmtegraad)
    der Grad; Thermometergrad; der Wärmegrad

Vertaal Matrix voor graad:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Doktorentitel graad
Grad graad; gradatie; mate; militaire rang; niveau; peil; thermometergraad; warmtegraad; wetenschappelijke graad gelid; hoekgraad; punt; rang; rangorde
Gradation graad; gradatie; mate; niveau; peil laag; niveau; peil; plan; stand
Maß graad; gradatie; mate groot bierglas; kwantiteit; mate
Niveau graad; niveau; peil laag; niveau; peil; plan; stand
Rang graad; militaire rang; niveau; peil; wetenschappelijke graad gelid; klasse; maatschappelijke klasse; orde; rang; rangorde; slag; stand
Skala graad; gradatie; mate gamma; kleurenschaal; kleurenspectrum; laag; ladder; niveau; peil; plan; scala; schaalverdeling; spectrum; stand; toonladder; toonschaal
Stellung graad; niveau; peil ambt; baan; betrekking; dienstbetrekking; functie; job; positie; werk; werkkring; werkplek
Thermometergrad graad; thermometergraad; warmtegraad
Titel graad; wetenschappelijke graad aanhef; boektitel; gelid; grammaticaal predikaat; hoofd; kop; krantenkop; nummer; predikaat; rang; rangorde; titel; titelbalk
Wissenschaftlicher Grad graad; wetenschappelijke graad
Wärmegrad graad; thermometergraad; warmtegraad

Verwante woorden van "graad":

  • graden

Verwante definities voor "graad":

  1. bepaalde titel1
    • ze heeft een graad gehaald aan de universiteit1
  2. kleinste afstand op een thermometer1
    • hij heeft 40 graden koorts1
  3. negentigste deel van een rechte hoek1
    • je tekent een hoek van 45 graden1

Wiktionary: graad

graad
noun
  1. eenheid om hoeken te meten
graad
noun
  1. Maßeinheit, an der eine Eigenschaft oder ein Zustand gemessen wird
  2. akademischer Titel
  3. Rang
  4. das Ausmaß, das Viel oder Wenig einer Eigenschaft oder eines Zustandes

Cross Translation:
FromToVia
graad Winkelgrad; Grad; Neugrad; Altgrad degree — in geometry: unit of angle
graad Grad degree — unit of temperature
graad Ausmaß; Umfang; Grad degree — amount, proportion, extent
graad Klasse; Niveau notch — level or degree
graad Grad; Staffel; Stufe degréespace compris entre deux marches d’un escalier.
graad Titel titre — désignation

Verwante vertalingen van graad