Nederlands

Uitgebreide vertaling voor groter worden (Nederlands) in het Duits

groter worden:

groter worden werkwoord (word groter, wordt groter, werd groter, werden groter, groter geworden)

  1. groter worden (toenemen; groeien; stijgen; )
    zunehmen; vergrößern; steigern; ansteigen; vermehren; ausbreiten; anschwellen; ausdehnen; ausweiten; aufstocken
    • zunehmen werkwoord (nehme zu, nimmst zu, nimmt zu, nahm zu, nahmt zu, zugenommen)
    • vergrößern werkwoord (vergrößere, vergrößerst, vergrößert, vergrößerte, vergrößertet, vergrößert)
    • steigern werkwoord (steigere, steigerst, steigert, steigerte, steigertet, gesteigert)
    • ansteigen werkwoord (steige an, steigst an, steigt an, stieg an, stiegt an, angestiegen)
    • vermehren werkwoord (vermehre, vermehrst, vermehrt, vermehrte, vermehrtet, vermehrt)
    • ausbreiten werkwoord (breite aus, breitest aus, breitet aus, breitete aus, breitetet aus, ausgebreitet)
    • anschwellen werkwoord (schwelle an, schwellst an, schwellt an, schwellte an, schwelltet an, angeschwellt)
    • ausdehnen werkwoord (dehne aus, dehnst aus, dehnt aus, dehnte aus, dehntet aus, ausgedehnt)
    • ausweiten werkwoord (wiete aus, wietest aus, wietet aus, wietete aus, wietetet aus, ausgeweitet)
    • aufstocken werkwoord (stocke auf, stockst auf, stockt auf, stockte auf, stocktet auf, aufgestockt)

Conjugations for groter worden:

o.t.t.
  1. word groter
  2. wordt groter
  3. wordt groter
  4. worden groter
  5. worden groter
  6. worden groter
o.v.t.
  1. werd groter
  2. werd groter
  3. werd groter
  4. werden groter
  5. werden groter
  6. werden groter
v.t.t.
  1. ben groter geworden
  2. bent groter geworden
  3. is groter geworden
  4. zijn groter geworden
  5. zijn groter geworden
  6. zijn groter geworden
v.v.t.
  1. was groter geworden
  2. was groter geworden
  3. was groter geworden
  4. waren groter geworden
  5. waren groter geworden
  6. waren groter geworden
o.t.t.t.
  1. zal groter worden
  2. zult groter worden
  3. zal groter worden
  4. zullen groter worden
  5. zullen groter worden
  6. zullen groter worden
o.v.t.t.
  1. zou groter worden
  2. zou groter worden
  3. zou groter worden
  4. zouden groter worden
  5. zouden groter worden
  6. zouden groter worden
diversen
  1. word groter!
  2. wordt groter!
  3. groter geworden
  4. groter wordend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

groter worden [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. groter worden (toename; verhoging; vermedevuldigen; )
    die Zunahme; die Ansteigung; der Zuwachs; Anwachsen; Ansteigen

Vertaal Matrix voor groter worden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ansteigen aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging
Ansteigung aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking beklimming; bestijging; geestelijke vorming; klim; ontplooiing; ontwikkeling; opklimmen; stijgen; vooruitgang; vorming
Anwachsen aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking aangroeiing; aanwas; aanwassen; aanzwellen; vermeerdering
Zunahme aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking aanvulling; bloei; expansie; expulsie; geestelijke vorming; groei; hausse; hoogconjunctuur; ontplooiing; ontwikkeling; toename; uitbreiding; uitzetting; vergroting; vooruitgang; vordering; vorming
Zuwachs aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking expansie; geestelijke vorming; groei; ontplooiing; ontwikkeling; uitbreiding; vooruitgang; vorming
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anschwellen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen aanwassen; dik worden; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogstijgen; oprijzen; opzwellen; rijzen; stijgen; uitdijen; zwellen
ansteigen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen omhoogkomen; omhoogrijzen; oprijzen; opstijgen; opvliegen; rijzen
aufstocken aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen heffen; omhoog doen; talrijker maken; uitbreiden; vergroten; vermeerderen
ausbreiten aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen breder maken; breed uitmeten; expanderen; openen; spreiden; talrijker maken; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitweiden; verbreden; verbreiden; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden; wijder maken
ausdehnen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen expanderen; openen; talrijker maken; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitrekken; uitzwellen; verbreiden; vergroten; verlengen; vermeerderen; verruimen; verwijden
ausweiten aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen expanderen; openen; oprekken; rekken; talrijker maken; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden; wijder maken
steigern aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen doen stijgen; hoger bieden; hoger maken; omhoogkomen; opbieden; opstijgen; opvliegen; talrijker maken; trappen van vergelijking vormen; uitbreiden; vergroten; verhogen; vermeerderen
vergrößern aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen expanderen; in-/uitzoomen; inzoomen; openen; talrijker maken; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden
vermehren aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen reproduceren; talrijker maken; uitbreiden; verdubbelen; vergroten; vermeerderen; vermenigvuldigen
zunehmen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen aankomen; aanwassen; dikker worden; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogstijgen; rijzen; stijgen; talrijker maken; tot damp worden; uitbreiden; verdampen; vergroten; vermeerderen; vervliegen; zwaarder worden

Wiktionary: groter worden


Cross Translation:
FromToVia
groter worden gedeihen; wachsen; aufwachsen; anwachsen grandir — intransitif|fr devenir plus grand.

Verwante vertalingen van groter worden