Nederlands

Uitgebreide vertaling voor haantje (Nederlands) in het Duits

haantje:

haantje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het haantje (macho)
    der Hahn; der Macho; der Gockel
    • Hahn [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Macho [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gockel [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. het haantje (kleine haan)
    Hähnchen; Kampfhähnchen
  3. het haantje (branieschopper)
    der Angeber; der Wagemut; die Windmacherei; der Wagehals; der Draufgämger
  4. het haantje (jong mannelijk hoen)
    Hänchen; der Hahn; der Gockel
    • Hänchen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Hahn [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gockel [der ~] zelfstandig naamwoord
  5. het haantje (ruziemaker; vechter; kemphaan; )
    der Streithahn; der streitsüchtigePerson; der Kampfhahn

Vertaal Matrix voor haantje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Angeber branieschopper; haantje bluffer; bluffers; charlatan; dikdoener; dikdoeners; druktemaker; gladjanus; gluiperd; grootspreker; hol vat; kwakzalver; leeg vat; opschepper; opscheppers; opsnijder; opsnijders; pocher; pochers; praatjesmakers; snoever; snoevers; windbuil; windbuilen; wonderdokter; zenuwlijder
Draufgämger branieschopper; haantje
Gockel haantje; jong mannelijk hoen; macho haan; mannelijk hoen
Hahn haantje; jong mannelijk hoen; macho haan; kraan; mannelijk hoen; trekker van vuurwapen; waterkraan
Hähnchen haantje; kleine haan
Hänchen haantje; jong mannelijk hoen
Kampfhahn haantje; kemphaan; ruziemaker; ruziezoeker; twiststoker; twistzoeker; vechter ijzervreter; kemphaan; knokker; messentrekker; ruziezoeker; vechtersbaas; vechtjas
Kampfhähnchen haantje; kleine haan
Macho haantje; macho
Streithahn haantje; kemphaan; ruziemaker; ruziezoeker; twiststoker; twistzoeker; vechter herrieschopper; kibbelaar; querulant; ruzieschopper; ruziezoeker
Wagehals branieschopper; haantje houwdegen; ijzervreter; sabreur
Wagemut branieschopper; haantje durf; gewaagdheid; lef; moed; ondernemingslust
Windmacherei branieschopper; haantje branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; gepraal; grootspraak; opschepperij; praalzucht; snoeverij
streitsüchtigePerson haantje; kemphaan; ruziemaker; ruziezoeker; twiststoker; twistzoeker; vechter

Verwante woorden van "haantje":


Wiktionary: haantje


Cross Translation:
FromToVia
haantje Hähnchen cockerel — young male chicken

haantje vorm van haan:

haan [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de haan (trekker van vuurwapen)
    der Hahn; die Abzug von eine Feuerwaffe; der Abzug; der Drücker
  2. de haan (mannelijk hoen)
    der Hahn; der Gockel
    • Hahn [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gockel [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor haan:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abzug haan; trekker van vuurwapen afdruk; afdruksel; aftocht; aftrek; aftrekking; belettering; deductie; disconto; het aftrekken; korting; opdruk; prijsvermindering; print; reductie; substractie; van elkaar aftrekken; vermindering
Abzug von eine Feuerwaffe haan; trekker van vuurwapen
Drücker haan; trekker van vuurwapen knopje; knopjes; trekkers; wandelaars
Gockel haan; mannelijk hoen haantje; jong mannelijk hoen; macho
Hahn haan; mannelijk hoen; trekker van vuurwapen haantje; jong mannelijk hoen; kraan; macho; waterkraan

Verwante woorden van "haan":


Wiktionary: haan

haan
noun
  1. mannelijk dier bij de hoenderachtige vogels
haan
noun
  1. das männliche Tier verschiedener Vogelarten

Cross Translation:
FromToVia
haan Hahn cock — male chicken or other gallinaceous bird
haan Schloss lock — firing mechanism of a gun
haan Hahn rooster — male domestic fowl
haan Hahn coq — Gallinacé mâle

Verwante vertalingen van haantje