Nederlands

Uitgebreide vertaling voor heel (Nederlands) in het Duits

heel:

heel bijvoeglijk naamwoord

  1. heel (intact; gaaf)
    ganz; heil; vollkommen; unbeschädigt; total; ganz und gar; vollständig; intakt; gänzlich; komplett; gesamt; fehlerfrei
  2. heel (hele)
    ganz; gänzlich; völlig; total

Vertaal Matrix voor heel:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- compleet; geheel; vol; volledig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- helemaal
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
- totaal
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fehlerfrei gaaf; heel; intact brandschoon; correct; feilloos; foutloos; gaaf; ideaal; keurig; loepzuiver; maagdelijk; onaangeraakt; onberispelijk; onbesproken; onbevlekt; ongerept; onschuldig; patent; perfect; puur; rein; smetteloos; uitmuntend; uitstekend; virginaal; vlekkeloos; volmaakt; voortreffelijk; zuiver
ganz gaaf; heel; hele; intact algeheel; allemaal; alles; behoorlijk; compleet; fulltime; gaaf; helemaal; kompleet; maagdelijk; nogal; onaangeraakt; ongerept; puur; redelijk; tamelijk; totaal; virginaal; volkomen; volledig; volslagen; voluit; zuiver
ganz und gar gaaf; heel; intact boordevol; fulltime; volledig; volop
gesamt gaaf; heel; intact alle; boeiend; fascinerend; fulltime; globaal; in grote lijnen; integraal; integrerend; volledig
gänzlich gaaf; heel; hele; intact algeheel; allemaal; alles; compleet; fulltime; helemaal; kompleet; totaal; volkomen; volledig; volslagen
heil gaaf; heel; intact blakend; fit; getraind; gezond; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
intakt gaaf; heel; intact onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onbeschadigd; ongebruikt; ongeopend
komplett gaaf; heel; intact absoluut; allemaal; alles; boeiend; compleet; fascinerend; fulltime; grondig; helemaal; in het geheel; integraal; integrerend; kompleet; plenair; totaal; volkomen; volledig; voltallig
total gaaf; heel; hele; intact absoluut; allemaal; alles; compleet; fulltime; grondig; helemaal; in het geheel; totaal; volkomen; volledig
unbeschädigt gaaf; heel; intact gaaf; heelhuids; maagdelijk; onaangeraakt; onbeschadigd; ongedeerd; ongekwetst; ongerept; ongeschonden; puur; virginaal; zuiver
vollkommen gaaf; heel; intact absoluut; allemaal; alles; boeiend; compleet; fascinerend; fulltime; grondig; helemaal; ideaal; in het geheel; integraal; integrerend; patent; perfect; superieur; totaal; uitmuntend; uitstekend; volkomen; volledig; volmaakt; voortreffelijk
vollständig gaaf; heel; intact allemaal; alles; boeiend; compleet; fascinerend; fulltime; helemaal; integraal; integrerend; totaal; volledig
völlig heel; hele absoluut; algeheel; allemaal; alles; boeiend; compleet; fascinerend; fulltime; grondig; helemaal; in het geheel; integraal; integrerend; kompleet; totaal; volkomen; volledig; volslagen; voluit

Verwante woorden van "heel":

  • heelheid

Synoniemen voor "heel":


Antoniemen van "heel":


Verwante definities voor "heel":

  1. erg, zeer1
    • daar ben ik heel blij mee1
  2. zonder dat er iets ontbreekt1
    • deze puzzel is nog heel1
  3. niet gebroken, gebarsten of gescheurd1
    • alle kopjes zijn stuk, maar die ene is nog heel1

Wiktionary: heel

heel
adjective
  1. niet stuk
adverb
  1. in hoge mate
heel
  1. Steigerung eines Adjektivs oder Adverbs ohne Vergleich: in hohem Maße, besonders
  2. Steigerung eines Verbs

Cross Translation:
FromToVia
heel sehr; ganz; wahrlich very — to a high degree
heel sehr way — very
heel ganz whole — entire
heel ganz; total; voll entier — Qui a toutes ses parties, ou que l’on considérer dans toute son étendue.
heel ganz; gänzlich; völlig; voll und ganz entièrement — D'une manière entière.

heel vorm van helen:

helen werkwoord (heel, heelt, heelde, heelden, geheeld)

  1. helen (gezond worden; genezen; beteren)
    genesen; gesunden; kurieren
    • genesen werkwoord (genese, genest, genas, genast, genesen)
    • gesunden werkwoord (gesunde, gesundst, gesundet, gesundete, gesundetet, gesundet)
    • kurieren werkwoord (kuriere, kurierst, kuriert, kurierte, kuriertet, kuriert)
  2. helen (genezen van ziekte)
    kurieren; genesen; gesunden; sichbessern
    • kurieren werkwoord (kuriere, kurierst, kuriert, kurierte, kuriertet, kuriert)
    • genesen werkwoord (genese, genest, genas, genast, genesen)
    • gesunden werkwoord (gesunde, gesundst, gesundet, gesundete, gesundetet, gesundet)
    • sichbessern werkwoord
  3. helen (gestolen goed verkopen)
    hehlen; gestohlene Ware verkaufen

Conjugations for helen:

o.t.t.
  1. heel
  2. heelt
  3. heelt
  4. helen
  5. helen
  6. helen
o.v.t.
  1. heelde
  2. heelde
  3. heelde
  4. heelden
  5. heelden
  6. heelden
v.t.t.
  1. heb geheeld
  2. hebt geheeld
  3. heeft geheeld
  4. hebben geheeld
  5. hebben geheeld
  6. hebben geheeld
v.v.t.
  1. had geheeld
  2. had geheeld
  3. had geheeld
  4. hadden geheeld
  5. hadden geheeld
  6. hadden geheeld
o.t.t.t.
  1. zal helen
  2. zult helen
  3. zal helen
  4. zullen helen
  5. zullen helen
  6. zullen helen
o.v.t.t.
  1. zou helen
  2. zou helen
  3. zou helen
  4. zouden helen
  5. zouden helen
  6. zouden helen
en verder
  1. ben geheeld
  2. bent geheeld
  3. is geheeld
  4. zijn geheeld
  5. zijn geheeld
  6. zijn geheeld
diversen
  1. heel!
  2. heelt!
  3. geheeld
  4. helend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor helen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
genesen beteren; genezen; genezen van ziekte; gezond worden; helen beteren; cureren; genezen; gezond maken; leven beteren
gestohlene Ware verkaufen gestolen goed verkopen; helen
gesunden beteren; genezen; genezen van ziekte; gezond worden; helen beteren; cureren; genezen; gezond maken; leven beteren
hehlen gestolen goed verkopen; helen
kurieren beteren; genezen; genezen van ziekte; gezond worden; helen beteren; cureren; genezen; gezond maken; leven beteren
sichbessern genezen van ziekte; helen beteren; leven beteren
- genezen

Verwante woorden van "helen":


Synoniemen voor "helen":


Verwante definities voor "helen":

  1. weer beter, gezond maken/worden1
    • de wond is inmiddels geheeld1
  2. iets kopen waarvan je weet dat het gestolen is1
    • het kopen van die gestolen fiets is een vorm van helen1

Wiktionary: helen

helen
verb
  1. gezond worden
  2. gestolen goed in ontvangst nemen
helen
verb
  1. fast ausschließlich i. d. Negativierung mit ‚nicht’ gebraucht: etwas („nicht“) im Ungewissen lassen

Cross Translation:
FromToVia
helen heilen heal — make better
helen genesen; heilen; behandeln; kurieren guérirdélivrer d’un mal physique.
helen genesen; heilen; behandeln; kurieren guérir — Se délivrer d’un mal physique.
helen genesen; heilen; wiedererwerben; wiedererlangen; kassieren recouvrerretrouver, rentrer en possession ; acquérir de nouveau une chose qu’on perdre.

Verwante vertalingen van heel