Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hinder (Nederlands) in het Duits

hinder:

hinder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de hinder (overlast)
    die Behinderung; die Belästigung; die Störung
  2. de hinder (bemoeilijking)
    die Behinderung; die Belästigung; die Erschwerung; die Störung
  3. de hinder (overlast; soesa; moeite; last)
    die Belästigung; die Überbelästigung
  4. de hinder (overlast; ergernis)
    die Belästigung; die Ergernisse; Ungemach; der Ärger; die Störung; Ärgernis; die Behinderung; die Ärgerlichkeit; Ergernis
  5. de hinder

Vertaal Matrix voor hinder:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Behinderung bemoeilijking; ergernis; hinder; overlast barrageopstakels; belemmering; beletsel; hindernis; klip; obstakel
Belästigung bemoeilijking; ergernis; hinder; last; moeite; overlast; soesa agonie; grief; kwelling; lastigheid; nood; ongemak; ongerief; torment; verschrikking
Ergernis ergernis; hinder; overlast aanstoot; ergernis; irritatie; misnoegen
Ergernisse ergernis; hinder; overlast aanstoot; ergernis; irritatie; misnoegen
Erschwerung bemoeilijking; hinder verzwaring
Störung bemoeilijking; ergernis; hinder; overlast aanstoot; ergernis; irritatie; misnoegen; stoornis; storing; verstoring
Ungemach ergernis; hinder; overlast gelazer; narigheid; ongemak; ongerief; trammelant
Ärger ergernis; hinder; overlast aanstoot; chagrijn; ergernis; ergernissen; gegriefdheid; gelazer; irritatie; knorrigheid; kregelheid; misnoegen; narigheid; ongemak; ongerief; trammelant; verontwaardiging; verstoordheid; wrevel
Ärgerlichkeit ergernis; hinder; overlast
Ärgernis ergernis; hinder; overlast aanstoot; bezwaar; chagrijn; ergernis; gelazer; grief; het klagen; irritatie; klacht; misnoegen; narigheid; ongemak; ongerief; trammelant; wrevel
Überbelästigung hinder; last; moeite; overlast; soesa
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
Schadensfaktor hinder

Verwante woorden van "hinder":


Wiktionary: hinder


Cross Translation:
FromToVia
hinder Hemmnis; Lästiges; Verlegenheit; schwierige Lage; Verwirrung; Ratlosigkeit; Unentschlossenheit embarras — Ce qui embarrasse ou résultat de l’action d’embarrasser.

hinderen:

hinderen werkwoord (hinder, hindert, hinderde, hinderden, gehinderd)

  1. hinderen (storen; onmogelijk maken)
    stören; hindern; behindern; aufhalten; hemmen
    • stören werkwoord (störe, störst, stört, störte, störtet, gestört)
    • hindern werkwoord (hindre, hinderst, hindert, hinderte, hindertet, gehindert)
    • behindern werkwoord (behindere, behinderst, behindert, behinderte, behindertet, behindert)
    • aufhalten werkwoord (halte auf, hälst auf, hält auf, hielt auf, hieltet auf, aufgehalten)
    • hemmen werkwoord (hemme, hemmst, hemmt, hemmte, hemmtet, gehemmt)
  2. hinderen (onmogelijk maken; storen)
    stören; unmöglich machen; behindern; hindern
    • stören werkwoord (störe, störst, stört, störte, störtet, gestört)
    • unmöglich machen werkwoord
    • behindern werkwoord (behindere, behinderst, behindert, behinderte, behindertet, behindert)
    • hindern werkwoord (hindre, hinderst, hindert, hinderte, hindertet, gehindert)
  3. hinderen (tegenwerken; moeilijk maken)
    komplizieren
    • komplizieren werkwoord (kompliziere, komplizierst, kompliziert, komplizierte, kompliziertet, kompliziert)

Conjugations for hinderen:

o.t.t.
  1. hinder
  2. hindert
  3. hindert
  4. hinderen
  5. hinderen
  6. hinderen
o.v.t.
  1. hinderde
  2. hinderde
  3. hinderde
  4. hinderden
  5. hinderden
  6. hinderden
v.t.t.
  1. heb gehinderd
  2. hebt gehinderd
  3. heeft gehinderd
  4. hebben gehinderd
  5. hebben gehinderd
  6. hebben gehinderd
v.v.t.
  1. had gehinderd
  2. had gehinderd
  3. had gehinderd
  4. hadden gehinderd
  5. hadden gehinderd
  6. hadden gehinderd
o.t.t.t.
  1. zal hinderen
  2. zult hinderen
  3. zal hinderen
  4. zullen hinderen
  5. zullen hinderen
  6. zullen hinderen
o.v.t.t.
  1. zou hinderen
  2. zou hinderen
  3. zou hinderen
  4. zouden hinderen
  5. zouden hinderen
  6. zouden hinderen
en verder
  1. ben gehinderd
  2. bent gehinderd
  3. is gehinderd
  4. zijn gehinderd
  5. zijn gehinderd
  6. zijn gehinderd
diversen
  1. hinder!
  2. hindert!
  3. gehinderd
  4. hinderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor hinderen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufhalten hinderen; onmogelijk maken; storen afhouden; belemmeren; beletten; ervanaf houden; iemand in het ongewisse laten; onmogelijk maken; ophouden; temporiseren; verhinderen; vertragen; voorkomen; voorkómen; weerhouden
behindern hinderen; onmogelijk maken; storen belemmeren; beletten; benadelen; duperen; dwarsbomen; dwarsliggen; kwaad doen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; onmogelijk maken; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; tegenwerken; verhinderen; voorkomen; voorkómen
hemmen hinderen; onmogelijk maken; storen belemmeren; beletten; doen mislukken; een stokje steken voor; onmogelijk maken; ophouden; temporiseren; verhinderen; verijdelen; vertragen; voorkomen; voorkómen
hindern hinderen; onmogelijk maken; storen afbreken; afhouden; belemmeren; beletten; chicaneren; doen mislukken; doen ophouden; een stokje steken voor; ervanaf houden; kleinzielig gedragen; onderbreken; onmogelijk maken; verhinderen; verijdelen; verstoren; vertoornen; voorkomen; voorkómen; weerhouden
komplizieren hinderen; moeilijk maken; tegenwerken compliceren; ingewikkeld maken; moeilijk maken
stören hinderen; onmogelijk maken; storen afbreken; belemmeren; beletten; doen ophouden; ergeren; irriteren; obstructie plegen; onderbreken; op de zenuwen werken; storen; verhinderen; verstoren; vertoornen; vervelen; voorkomen; voorkómen
unmöglich machen hinderen; onmogelijk maken; storen

Verwante woorden van "hinderen":


Antoniemen van "hinderen":


Verwante definities voor "hinderen":

  1. hem last bezorgen1
    • hij hinderde mij bij het lezen1

Wiktionary: hinderen

hinderen
verb
  1. (overgankelijk) de voortgang verstoren

Cross Translation:
FromToVia
hinderen hindern; erschweren; behindern hinder — to delay or impede movement
hinderen erschweren hinder — to make a task difficult
hinderen erschweren; behindern; hindern; hemmem; vereiteln impede — to get in the way of; to hinder
hinderen aufhalten; hemmen stem — to stop, hinder
hinderen lahmlegen stymie — to thwart or stump
hinderen beengen; behindern; belästigen; genieren; stören; lästig werden déranger — Traductions à trier suivant le sens
hinderen behindern; stören; beengen gêner — Causer de la gêne

Verwante vertalingen van hinder