Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ijselijk (Nederlands) in het Duits

ijselijk:

ijselijk bijvoeglijk naamwoord

  1. ijselijk (huiveringwekkend; ijzingwekkend)
    unheimlich; böse; unangenehm; düster; gruselig; gespenstig; gespenstisch; teuflisch; bösartig; schauderlich; gespensterhaft

Vertaal Matrix voor ijselijk:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
teuflisch duivels; verdoemd
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bösartig huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend achterbaks; boefachtig; boosaardig; bosachtig; donker; doortrapt; dreigend; dubieus; duister; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; giftig; glibberig; gluiperig; huiveringwekkend; kwaadaardig; kwaadwillig; leep; listig; luguber; macaber; malicieus; met slechte intentie; min; obscuur; onguur; onheilspellend; schurkachtig; sinister; slecht; slinks; sluw; snood; spookachtig; stiekem; tweetongig; uitgekookt; vals; venijnig; verdacht; verraderlijk
böse huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend achterbaks; bitter; boefachtig; boos; boosaardig; dol; donker; doortrapt; dreigend; dubieus; duister; furieus; gebelgd; gehaaid; gekwetst; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; giftig; glibberig; gluiperig; hels; huiveringwekkend; kwaad; kwaadaardig; kwaadwillig; laaiend; leep; listig; luguber; macaber; met slechte intentie; min; misnoegd; nijdig; obscuur; onguur; onheilspellend; razend; schurkachtig; sinister; slecht; slinks; sluw; snood; spinnijdig; spookachtig; stiekem; tierend; toornig; uitgekookt; vals; venijnig; verdacht; vergramd; verontwaardigd; verstoord; vertoornd; woedend; woest; zeer boos; ziedend
düster huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend donker; dreigend; duister; grauwkleurig; grijs; huiveringwekkend; luguber; naargeestig; onduidelijk; onheilspellend; onverlicht; sinister; somber; triest; troosteloos; wollig; zwaarmoedig
gespensterhaft huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend angstaanjagend; beangstigend; dreigend; duister; eng; huiveringwekkend; luguber; onheilspellend; sinister
gespenstig huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend angstaanjagend; beangstigend; dreigend; duister; eng; huiveringwekkend; luguber; onheilspellend; sinister
gespenstisch huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend angstaanjagend; beangstigend; donker; dreigend; dubieus; duister; eng; glibberig; huiveringwekkend; luguber; obscuur; onguur; onheilspellend; sinister; verdacht
gruselig huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend akelig; angstaanjagend; beangstigend; donker; dreigend; dubieus; duister; eng; glibberig; griezelig; huiveringwekkend; luguber; obscuur; onguur; onheilspellend; sinister; verdacht
schauderlich huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend
teuflisch huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend bliksems; boefachtig; boosaardig; donker; dreigend; dubieus; duister; duivelachtig; duivels; gemeen; glibberig; gluiperig; hels; huiveringwekkend; infernaal; kwaadaardig; luguber; obscuur; onguur; onheilspellend; schurkachtig; sinister; vals; verdacht; verdraaid; verduiveld
unangenehm huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend afgezaagd; brutaal; delicaat; ellendig; ergerlijk; gegeneerd; hachelijk; hinderlijk; hondsbrutaal; irritant; kil; koud en vochtig; kritiek; langdraadig; langwijlig; lastig; lelijk; lelijk uitziend; melig; naar; netelig; niet schikkend; onaangenaam; onbehaaglijk; ongelegen; ongemakkelijk; onplezierig; onprettig; onverkwikkelijk; onwennig; opgelaten; penibel; precair; rot; saai; storend; stuitend; vervelend; vrijpostig
unheimlich huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend akelig; angstaanjagend; beangstigend; donker; dreigend; dubieus; duister; eng; glibberig; griezelig; huiveringwekkend; luguber; obscuur; onguur; onheilspellend; sinister; verdacht

Verwante woorden van "ijselijk":

  • ijselijkheid, ijselijkst, ijselijkste, ijselijke

Wiktionary: ijselijk


Cross Translation:
FromToVia
ijselijk gemein; infam; verachtenswert; verächtlich; verabscheuenswert; verabscheuenswürdig; abscheulich; gräßlich; scheußlich; gräulich abject — Qui est dans un état d’abjection, qui est rejeté et digne de l’être ; vil, méprisable.
ijselijk verabscheuenswert; verabscheuenswürdig; abscheulich; scheußlich; gräßlich; gräulich; verabscheuend abominable — Qui est en horreur, qui mériter d’tenir en horreur.
ijselijk entsetzlich; furchtbar; gräßlich; schrecklich affreux — Qui causer ou qui est propre à causer de la frayeur, de l’effroi.
ijselijk verabscheuenswert; verabscheuenswürdig; abscheulich; gräßlich; scheußlich; gräulich; verabscheuend détestable — Qui devoir détester.
ijselijk verabscheuenswert; verabscheuenswürdig; abscheulich; gräßlich; scheußlich; gräulich hideux — Qui est difforme à l’excès, affreux et repoussant.
ijselijk abscheulich; verabscheuenswert; verabscheuenswürdig; gräßlich; scheußlich; gräulich; verabscheuend odieux — Qui exciter la haine, l’aversion, la réprobation, l’indignation.
ijselijk verabscheuenswert; verabscheuenswürdig; abscheulich; gräßlich; scheußlich; gräulich; verabscheuend repoussant — Qui inspirer de l’aversion, du dégoût.
ijselijk abscheulich; eklig; verabscheuenswert; verabscheuenswürdig; gräßlich; scheußlich; gräulich; verabscheuend répugnant — Qui inspirer la répugnance.