Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. inweken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inweken (Nederlands) in het Duits

inweken:

inweken werkwoord (week in, weekt in, weekte in, weekten in, ingeweekt)

  1. inweken
    weichen; einweichen
    • weichen werkwoord (weiche, weichst, weicht, weichte, weichtet, geweicht)
    • einweichen werkwoord (weiche ein, weichst ein, weicht ein, weichte ein, weichtet ein, eingeweicht)

Conjugations for inweken:

o.t.t.
  1. week in
  2. weekt in
  3. weekt in
  4. weken in
  5. weken in
  6. weken in
o.v.t.
  1. weekte in
  2. weekte in
  3. weekte in
  4. weekten in
  5. weekten in
  6. weekten in
v.t.t.
  1. heb ingeweekt
  2. hebt ingeweekt
  3. heeft ingeweekt
  4. hebben ingeweekt
  5. hebben ingeweekt
  6. hebben ingeweekt
v.v.t.
  1. had ingeweekt
  2. had ingeweekt
  3. had ingeweekt
  4. hadden ingeweekt
  5. hadden ingeweekt
  6. hadden ingeweekt
o.t.t.t.
  1. zal inweken
  2. zult inweken
  3. zal inweken
  4. zullen inweken
  5. zullen inweken
  6. zullen inweken
o.v.t.t.
  1. zou inweken
  2. zou inweken
  3. zou inweken
  4. zouden inweken
  5. zouden inweken
  6. zouden inweken
en verder
  1. is ingeweekt
diversen
  1. week in!
  2. weekt in!
  3. ingeweekt
  4. inwekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

inweken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. inweken (weken)
    Weichen; Einweichen

Vertaal Matrix voor inweken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Einweichen inweken; weken
Weichen inweken; weken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
einweichen inweken in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; week worden; weken; zachtmaken
weichen inweken wijken; zwichten