Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. kamperen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kamperen (Nederlands) in het Duits

kamperen:

kamperen werkwoord (kampeer, kampeert, kampeerde, kampeerden, gekampeerd)

  1. kamperen
    kampieren; zelten; lagern
    • kampieren werkwoord (kampiere, kampierst, kampiert, kampierte, kampiertet, kampiert)
    • zelten werkwoord (zelte, zeltest, zeltet, zeltete, zeltetet, gezeltet)
    • lagern werkwoord (lagere, lagerst, lagert, lagerte, lagertet, gelagert)

Conjugations for kamperen:

o.t.t.
  1. kampeer
  2. kampeert
  3. kampeert
  4. kamperen
  5. kamperen
  6. kamperen
o.v.t.
  1. kampeerde
  2. kampeerde
  3. kampeerde
  4. kampeerden
  5. kampeerden
  6. kampeerden
v.t.t.
  1. heb gekampeerd
  2. hebt gekampeerd
  3. heeft gekampeerd
  4. hebben gekampeerd
  5. hebben gekampeerd
  6. hebben gekampeerd
v.v.t.
  1. had gekampeerd
  2. had gekampeerd
  3. had gekampeerd
  4. hadden gekampeerd
  5. hadden gekampeerd
  6. hadden gekampeerd
o.t.t.t.
  1. zal kamperen
  2. zult kamperen
  3. zal kamperen
  4. zullen kamperen
  5. zullen kamperen
  6. zullen kamperen
o.v.t.t.
  1. zou kamperen
  2. zou kamperen
  3. zou kamperen
  4. zouden kamperen
  5. zouden kamperen
  6. zouden kamperen
diversen
  1. kampeer!
  2. kampeert!
  3. gekampeerd
  4. kamperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kamperen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. kamperen
    Campen; Zelten
    • Campen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Zelten [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. kamperen
    Camping
    • Camping [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kamperen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Campen kamperen
Camping kamperen camping; campingplek; kampeerplaats; kampeerterrein
Zelten kamperen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kampieren kamperen
lagern kamperen bergen; bewaren; deponeren; legeren; leggen; neerleggen; opruimen; opslaan; plaatsen; wegleggen
zelten kamperen legeren

Wiktionary: kamperen

kamperen
verb
  1. een vorm van openluchtrecreatie

Cross Translation:
FromToVia
kamperen zelten camp — to live in a tent