Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. kasstuk:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kasstuk (Nederlands) in het Duits

kasstuk:

kasstuk [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het kasstuk (kassucces)
    der Kassenerfolg; der Kassenschlager
  2. het kasstuk (succesnummer; succes; hit; )
    der Klapper; der Hit
    • Klapper [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Hit [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kasstuk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Hit hit; kasstuk; klapper; kraker; schlager; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer bestseller; hit; mazzel; meevaller; succes; successtuk
Kassenerfolg kasstuk; kassucces
Kassenschlager kasstuk; kassucces
Klapper hit; kasstuk; klapper; kraker; schlager; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer applaudisseur; klapper; klepel; kleppel; klepper; knalbonbon; ratel; rotje

Verwante woorden van "kasstuk":

  • kasstukken