Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. klemzetten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor klemzetten (Nederlands) in het Duits

klemzetten:

klemzetten werkwoord (zet klem, zette klem, zetten klem, klem gezet)

  1. klemzetten
    einklemmen; festklemmen
    • einklemmen werkwoord
    • festklemmen werkwoord (klemme fest, klemmst fest, klemmt fest, klemmte fest, klemmten fest, festgeklemmt)

Conjugations for klemzetten:

o.t.t.
  1. zet klem
  2. zet klem
  3. zet klem
  4. zetten klem
  5. zetten klem
  6. zetten klem
o.v.t.
  1. zette klem
  2. zette klem
  3. zette klem
  4. zetten klem
  5. zetten klem
  6. zetten klem
v.t.t.
  1. heb klem gezet
  2. hebt klem gezet
  3. heeft klem gezet
  4. hebben klem gezet
  5. hebben klem gezet
  6. hebben klem gezet
v.v.t.
  1. had klem gezet
  2. had klem gezet
  3. had klem gezet
  4. hadden klem gezet
  5. hadden klem gezet
  6. hadden klem gezet
o.t.t.t.
  1. zal klemzetten
  2. zult klemzetten
  3. zal klemzetten
  4. zullen klemzetten
  5. zullen klemzetten
  6. zullen klemzetten
o.v.t.t.
  1. zou klemzetten
  2. zou klemzetten
  3. zou klemzetten
  4. zouden klemzetten
  5. zouden klemzetten
  6. zouden klemzetten
en verder
  1. ben klemgezet
  2. bent klemgezet
  3. is klemgezet
  4. zijn klemgezet
  5. zijn klemgezet
  6. zijn klemgezet
diversen
  1. zet klem!
  2. zet klem!
  3. klem gezet
  4. klemzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor klemzetten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
einklemmen klemzetten
festklemmen klemzetten vastknijpen