Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. knapperen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor knapperen (Nederlands) in het Duits

knapperen:

knapperen werkwoord (knapper, knappert, knapperde, knapperden, geknapperd)

  1. knapperen (knetteren)
    knistern; reißen; rascheln; knabberen
    • knistern werkwoord (knistere, knisterst, knistert, knisterte, knistertet, geknistert)
    • reißen werkwoord (reiße, reißest, reißt, riß, rißt, gerissen)
    • rascheln werkwoord (raschele, raschelst, raschelt, raschelte, rascheltet, geraschelt)
    • knabberen werkwoord

Conjugations for knapperen:

o.t.t.
  1. knapper
  2. knappert
  3. knappert
  4. knapperen
  5. knapperen
  6. knapperen
o.v.t.
  1. knapperde
  2. knapperde
  3. knapperde
  4. knapperden
  5. knapperden
  6. knapperden
v.t.t.
  1. heb geknapperd
  2. hebt geknapperd
  3. heeft geknapperd
  4. hebben geknapperd
  5. hebben geknapperd
  6. hebben geknapperd
v.v.t.
  1. had geknapperd
  2. had geknapperd
  3. had geknapperd
  4. hadden geknapperd
  5. hadden geknapperd
  6. hadden geknapperd
o.t.t.t.
  1. zal knapperen
  2. zult knapperen
  3. zal knapperen
  4. zullen knapperen
  5. zullen knapperen
  6. zullen knapperen
o.v.t.t.
  1. zou knapperen
  2. zou knapperen
  3. zou knapperen
  4. zouden knapperen
  5. zouden knapperen
  6. zouden knapperen
diversen
  1. knapper!
  2. knappert!
  3. geknapperd
  4. knapperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor knapperen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knabberen knapperen; knetteren
knistern knapperen; knetteren knappen; knisperen; ritselen
rascheln knapperen; knetteren knisperen; ritselen; ruisen; zacht ruisen
reißen knapperen; knetteren losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten; rukken; trekken

Verwante woorden van "knapperen":

  • knapper

knapper:


Verwante woorden van "knapper":

  • knapperen, knappers, knappertje, knappertjes