Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. kneuzen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kneuzen (Nederlands) in het Duits

kneuzen:

kneuzen werkwoord (kneus, kneust, kneusde, kneusden, gekneusd)

  1. kneuzen
    verstauchen; quetschen
    • verstauchen werkwoord (verstauche, verstauchst, verstaucht, verstauchte, verstauchtet, verstaucht)
    • quetschen werkwoord (quetsche, quetschst, quetscht, quetschte, quetschtet, gequetscht)

Conjugations for kneuzen:

o.t.t.
  1. kneus
  2. kneust
  3. kneust
  4. kneuzen
  5. kneuzen
  6. kneuzen
o.v.t.
  1. kneusde
  2. kneusde
  3. kneusde
  4. kneusden
  5. kneusden
  6. kneusden
v.t.t.
  1. heb gekneusd
  2. hebt gekneusd
  3. heeft gekneusd
  4. hebben gekneusd
  5. hebben gekneusd
  6. hebben gekneusd
v.v.t.
  1. had gekneusd
  2. had gekneusd
  3. had gekneusd
  4. hadden gekneusd
  5. hadden gekneusd
  6. hadden gekneusd
o.t.t.t.
  1. zal kneuzen
  2. zult kneuzen
  3. zal kneuzen
  4. zullen kneuzen
  5. zullen kneuzen
  6. zullen kneuzen
o.v.t.t.
  1. zou kneuzen
  2. zou kneuzen
  3. zou kneuzen
  4. zouden kneuzen
  5. zouden kneuzen
  6. zouden kneuzen
en verder
  1. ben gekneusd
  2. bent gekneusd
  3. is gekneusd
  4. zijn gekneusd
  5. zijn gekneusd
  6. zijn gekneusd
diversen
  1. kneus!
  2. kneust!
  3. gekneusd
  4. kneuzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kneuzen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het kneuzen
    Quetschen

Vertaal Matrix voor kneuzen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Quetschen kneuzen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
quetschen kneuzen butsen; drukken; een deuk maken in; indeuken; kaatsen; knellen; krenken; kwetsen; leegknijpen; persen; uitpersen
verstauchen kneuzen ontwrichten; verstuiken; verzwikken; zwikken

Verwante woorden van "kneuzen":

  • kneus

kneus:


Verwante woorden van "kneus":


Wiktionary: kneus

kneus
noun
  1. Bezeichnung für eine Person, die vermeintlich nichts in ihrem Leben erreicht hat