Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. knipper:
  2. knipperen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor knipper (Nederlands) in het Duits

knipper:

knipper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de knipper
    der Locher; der Mäher
    • Locher [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Mäher [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor knipper:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Locher knipper perforator
Mäher knipper maaier

Verwante woorden van "knipper":


knipperen:

knipperen werkwoord (knipper, knippert, knipperde, knipperden, geknipperd)

  1. knipperen (met oogleden op en neer gaan)
    blinken; zwinkern; flackern; funken
    • blinken werkwoord (blinke, blinkst, blinkt, blinkte, blinktet, geblinkt)
    • zwinkern werkwoord (zwinkere, zwinkerst, zwinkert, zwinkerte, zwinkertet, gezwinkert)
    • flackern werkwoord (flackre, flackerst, flackert, flackerte, flackertet, geflackert)
    • funken werkwoord (funke, funkst, funkt, funkte, funktet, gefunkt)

Conjugations for knipperen:

o.t.t.
  1. knipper
  2. knippert
  3. knippert
  4. knipperen
  5. knipperen
  6. knipperen
o.v.t.
  1. knipperde
  2. knipperde
  3. knipperde
  4. knipperden
  5. knipperden
  6. knipperden
v.t.t.
  1. heb geknipperd
  2. hebt geknipperd
  3. heeft geknipperd
  4. hebben geknipperd
  5. hebben geknipperd
  6. hebben geknipperd
v.v.t.
  1. had geknipperd
  2. had geknipperd
  3. had geknipperd
  4. hadden geknipperd
  5. hadden geknipperd
  6. hadden geknipperd
o.t.t.t.
  1. zal knipperen
  2. zult knipperen
  3. zal knipperen
  4. zullen knipperen
  5. zullen knipperen
  6. zullen knipperen
o.v.t.t.
  1. zou knipperen
  2. zou knipperen
  3. zou knipperen
  4. zouden knipperen
  5. zouden knipperen
  6. zouden knipperen
diversen
  1. knipper!
  2. knippert!
  3. geknipperd
  4. knipperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor knipperen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blinken knipperen; met oogleden op en neer gaan blinken; fonkelen; glimmen; glinsteren; schitteren
flackern knipperen; met oogleden op en neer gaan flakkeren; flikkeren; vlammen
funken knipperen; met oogleden op en neer gaan telegraferen; vonken; vonken schieten
zwinkern knipperen; met oogleden op en neer gaan knipogen

Verwante woorden van "knipperen":


Wiktionary: knipperen

knipperen
verb
  1. die Augen ganz kurz schließen und wieder öffnen

Cross Translation:
FromToVia
knipperen mit den Augen zwinkern; zwinkern blink — to close and reopen both eyes quickly