Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. larderen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor larderen (Nederlands) in het Duits

larderen:

larderen werkwoord (lardeer, lardeert, lardeerde, lardeerden, gelardeerd)

  1. larderen (spek doen in; doorspekken)
    spicken
    • spicken werkwoord (spicke, spickst, spickt, spickte, spicktet, gespickt)
  2. larderen (rijkelijk voorzien van; doorspekken)

Conjugations for larderen:

o.t.t.
  1. lardeer
  2. lardeert
  3. lardeert
  4. larderen
  5. larderen
  6. larderen
o.v.t.
  1. lardeerde
  2. lardeerde
  3. lardeerde
  4. lardeerden
  5. lardeerden
  6. lardeerden
v.t.t.
  1. heb gelardeerd
  2. hebt gelardeerd
  3. heeft gelardeerd
  4. hebben gelardeerd
  5. hebben gelardeerd
  6. hebben gelardeerd
v.v.t.
  1. had gelardeerd
  2. had gelardeerd
  3. had gelardeerd
  4. hadden gelardeerd
  5. hadden gelardeerd
  6. hadden gelardeerd
o.t.t.t.
  1. zal larderen
  2. zult larderen
  3. zal larderen
  4. zullen larderen
  5. zullen larderen
  6. zullen larderen
o.v.t.t.
  1. zou larderen
  2. zou larderen
  3. zou larderen
  4. zouden larderen
  5. zouden larderen
  6. zouden larderen
en verder
  1. ben gelardeerd
  2. bent gelardeerd
  3. is gelardeerd
  4. zijn gelardeerd
  5. zijn gelardeerd
  6. zijn gelardeerd
diversen
  1. lardeer!
  2. lardeert!
  3. gelardeerd
  4. larderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor larderen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
reichlich versehen von doorspekken; larderen; rijkelijk voorzien van
spicken doorspekken; larderen; spek doen in spekken